Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Christianus Schotanus a Sterringa]SCHOTANUS a STERRINGA (Christianus), zoon van Bernardus Schotanus, eerst predikant te Hantum, vervolgens te Schingen en Slappeterp, eindelijk te Britswerd (1608) waar hij den 19 Februarij 1633, in den onderdom van 57 jaren overleed, en van Alethea WilsingGa naar voetnoot1), werd den 10 Augustus 1603 te Schingen geboren. | |
[pagina 436]
| |
Hij ontving het onderwijs aan de Latijnsche school te Leeuwarden van Edo Neuhusius, en werd den 14 Mei 1621 student te Franeker, waar hij zich onder Sixtinus Amama en Sixtus Arcerius in de talen, onder Arnold Verhel in de philosophie en onder Sibrandus Lubbertus, Johannes Maccovius, Guilielmus Amesius en Meinardus Schotanus in de godgeleerdheid oefende. Den 14 Maart 1627 werd hij predikant in zijn geboorteplaats, die hij in 't laatst van 1629 of den aanvang 1630 met Kornjum verwisselde. Hier bleef hij tot den 15 Maart 1639, toen curatoren der hoogeschool te Franeker hem het onderwijs der Grieksche taal, in plaats van den overleden George Pasor opdroegen. In 1644 werd hij ook tot buitengewoon hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis aangesteld, en volgde hij nog in hetzelfde jaar den overledenen Johannes Maccovius als gewoon hoogleeraar op. De gemeente van Franeker, die hem tot ouderling benoemde, en meermalen naar de synode gedeputeerd had, wenschte hem in 1655 als leeraar te bezitten. Schotanus voldeed aan dien wensch, legde zijne akademische waardigheden neder, doch nam in het volgende jaar op zich tweemaal in de week collegie te geven. In 1644 was hij rector der hoogeschool, later den 1 Mei 1657, sloeg hij, in weerwil der pogingen om hem tot de aanvaarding van die betrekking te bewegen, haar af, 't geen hij ook in 1671, ofschoon hij toen weder geheel aan de hoogeschool behoorde, deed. Den 24 Julij 1657 werd hij doctor in de godgeleerdheid; in 1668 legde hij zijne evangelie-bediening neder, en den 12 November 1671 overleed hij. Zijn lijk werd te Britswerd bijgezet, en Nikolaas Arnoldi, hoogleeraar in de godgeleerdheid sprak een lijkrede over hem uit. Hij is driemaal gehuwd geweest: 1. met Aletta, dochter van Joh. Culenburg, predikant te Mantgum, en broeder van een ander van denzelfden naam, burgemeester van Leeuwarden en gedeputeerde bij de staten van Friesland, 2. met Essea van Coehoorn, weduwe van Tammo van Oosterzee, predikant te Aalsum en Wetsens, 3. met Hilkje Herons van Felsum, weduwe van Obbe Sjoerds, burgemeester van Franeker, die hem overleefde. Schotanus had bij zijne eerste vrouw twee dochters, Aletta en Catharina, van welke de eerste Barthold Wiarda, predikant van Workum, en de laatste Theodorus Grotius, predikant van Winsum huwde. Nog had hij 4 zonen, Gellius, student in de theologie, op zeventienjarigen leeftijd overleden, Bernardus med. dr., Johannes (die volgt), Hobbe, die den 14 December 1673 doctor in de regten werd. | |
[pagina 437]
| |
Hij schreef: Praeconium doctae sodalitatis. Dissertationes duae de vero sensu Articuli: Descendit ad inferna. Subjungitur Tractatus de Literatione Graecorum, praecipue de Accentu. Franeq. 1644. 12o. Notae ad Evangelia et Epistolas dierum dominicalium. Leovard. 1647. 12o. Onbeweeglijke vastigheid van den kinderdoop. Franck. 1649. 12o. Nomenclator Eliae Levitae, in ordinem alphabeticum redactus, et Graecis vocibus auctus a Joh. Drusio, filio; cum censura et Commentario Joh. Drusii patris: editus a Chr. Schotano. Franek. 1652. 12o. Catechesis, sive Elementa Theologica. Franeq. 1653. 12o. Voorrede voor Joannes Cloppenburgii Exercitationes ad locos communes Theologicos, collegium Miscellanaeorum Theologicorum. Franeq. 1654. 12o. Beschryving end Chronyk van Friesland, tusschen 't Flie end de Lauwers. Franeker 1655. 4o. Voorlooper van zijne Cronyk en van zijne: Beschryvinge van de Heerlykheyd van Frieslandt tusschen 't Flie en de Lauwers, met nieuwe Caerten van 't Landschap als mede der Grietenien end Steden enz. (1664) folio. Genethlia et Pascha. Franeq. 1656. 16o. Continuatio historiae sacrae Sulpitii Severi. Franeq. 1656. 12o. Heptaemeron, sive Historiae sacrae Apparatus et Vestibulum, ad principium Historiae Sulpitii Severi. Franeq. 1658. 4o. Voorrede voor Nath. Eatori de origine Sabbathi, et Die Dominico, ex mente Guil. Amesii. Franeq. 1658. 16o. Kerckelycke en wereldlycke Geschiedenissen van Oost- en West-Friesland tot het jaar 1583. Franeker 1658. fol. met platen. Scholarum Theologicarum in librum primum Medullae Theologiae Guilielmi Amesii. Amst. 1659. 4o. Tetralogia, sive quatuor Dissertationum de Divinis Revelationibus, de errore Chiliastarum, de voto Jephte, et de origine Mahammedismi. Franeq. 1662. 4o. Bibliotheca Historiae sacrae Veteris Testamenti, sive Exercitationes sacrae in Historiam sacram Sulpitii Severi et Josephi. Franeq. 1662-1666. 2 vol. fol. Diatribe de authoritate versionis Graecae, quae dicitur LXX Interpretum; cui praemissa Defensio pro veritate et calculo Hebraei hodierni codicis, adversus Isaacum Vossium. Item Expositio sententiae Augustini de canonicâ anthoritate dictae versionis. Franeq. 1663. 4o. Triumphus Christianae veritatis. Franeq. 1664. 16o. De Ethnicismo Aristotelis, contra Fortunatum Licetum. Franeq. 1664. 12o. Hectas Disputationum Theologicarum. Franeq. 1664. 4o. | |
[pagina 438]
| |
Partitiones Theologicae. Franeq. 1665. 8o. Triumphi S. Scripturae adversus Infideles. Franeq. 1667. 8o. Progymnasmata Scholarum Judaicarum, id est, Vindiciae Christ. veritatis contra Judaeos. Franeq. 1668. 4o. Exercitationes Historico-Theologicae de Baptismo. Franeq. 1669. 4o. Van de gronden der Mennisterye, ofte Waarschouwinge over 't Bloed-Toneel der Doopsgezinden van Tileman Jansz. van Braght. Leeuw. 1671. 12o. Diatribe de Octo Sacramentis Veteris et Novi Testamenti. Franeq. 1680. 12o.
Zie Vriemoet, Ath. Fris., p. 336-346; Arnoldi, Orat. funeb.; L. Adamae, Orat. funeb. in mem. Henr. Schotani; Cocceias, in Delin. Vitae, p. 5; N. Blancardus, Orat. paneg. pro Jubil. Acad., p. 19; Buddeus, Isagog. hist. theol., T. II. p. 872; Schotani, Descriptio Frisiae, p. 181; Soermans, Kerk. reg., bl. 18, 146; Grevestein, Naaml. d. Cl. v. Bolswerd, bl. 77; Reinalda, Naaml. p. Cl. v. Sneek, bl. 4; Laurman, Naaml. d. Cl. v. Leeuw., bl. 92, 103; Columba en Dreas, Naaml. d. Cl. v. Dokkum, bl. 108; Jac. Engelsma, Volgl. d. Cl. v. Zevenwouden, bl. 101, 136; Glasius, Godgel. Nederl; de Wind, Naamlijst, bl. 3; mr. Bodel Nyenhuis, Topogr. lijst, no. 2587, 2588, 2636; Kok; Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt. |
|