[Adamus Christianus Schonck]
SCHONCK (Adamus Christianus), werd in 1731 geboren. Als twee en twintig jarig jongeling gaf hij in het licht:
Herders- en visscherszangen, Brieven, Klink- en Mengeldichten. Arnhem 1755. In het volgend jaar gaf hij:
Het begin van Babels val of de Goddelijke Almagt, en regtvaarde wraak in het omgekeerde Lissabon. Arnhem 1750. 4o.
Hij overleed in 1775, en ligt te Teteringen begraven. Op zijn grafzerk leest men:
A.C. SCHONCK
vir. integerrimus.
Hic. sepultus. est.
Quia. sic. voluit.
MDCLXXV.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb. D. V. bl. 237; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 260, D. III. bl. 123.