Door zijn huwelijk met Evermoedt van Essen werd hij verwant aan het adelijk geslacht van dien naam.
Hij liet twee dochters na, door wier vroegen dood zijne bezittingen vererfden aan de van Essens. Deze behielden zijne goederen en de beeldtenis zijner echtgenoot, doch zonden die van hem, als niet van adel zijnde, met versmading aan zijne bloedverwanten terug, gelijk blijkt uit het bijschrift op dit portret van G. Coutier van Arnhem, hoogleeraar te Franeker.
Hij gaf in het licht:
Commentarius in Gelriae et Zutphaniae Consuetudines Feudales. Hardervici 1625. 12o. Hij voegde er bij eene Descriptio Gelriae: de schets van een veel grooter werk, door zijn broeder Johan van den Sande in het licht gegeven. De Staten van Gelderland, wie hij dit werk toewijdde, vereerde des schrijvers weduwe met een stuk zilverwerk van f 400 waarde.
In 1637 verscheen te Arnhem bij Jacobus Bieseur een tweede druk en een 3e met Commentatio in consuetudinem Gelriae de Effestucatione, in quâ de Mancipione, sive de transportu rerum immobilium, et quae harum naturam Juris interpretatione induunt, breviter et dilucide tractatur. Edidit summariis, additionibus et capitum, quae morte Authoris desiderabantur, Supplemento auxit Lambertus Goris. J.C. Syndicus Noviomagensis. Arnhemi 1638. 12o. Met een opdragt aan Johan à Sande. - Editio 2a, priore auctior et emendatior; achter de Adversaria van Goris. Ibid. 1651. 4o. p. 431-496. Ook in Opera quae extant Frederici à Sande; quibus adjecta sunt ea, quae Cornelius Neostadius scripsit de Poëtis antenaptialibus et Feudiu Hollandici successione. Ibid. 1658. 4o. Ook met de Opera J. à Sande, met wien hij de geschiedenis van van Reyd in het licht gaf.
Zie J.O. Arntzenius, de meritis Gelr. in Jurisprud.; Ant. Matthaeus, de Crim. ad tit. ff. de L. Jul. Maj. C. I. Anal. T. V. p. 997; Sandbrink, de advoc. jurib. p. 68; D. Heinsii Poëm. (1649) p. 32-35; D. Baudii Epist. Cent. III. Ep. 41, 50, 55, 60 (edit 2, Amst. 1662); Weidenhagen, de Rebuspubl. Harseaticis; Vriemoet, Ath. Fris. p. 93; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 252; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 723; Lessus in obitum F. Sandii Hagae Comit. 1617, auct. J.J. Pontano; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 275; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. I. bl. 50, D. II. bl. 642; Slichtenhorst, Beschr. v. Gelderl. B. I. St. 159; Vonck, op Voorred. der Beschrijv. v. Doesburgh van Huygens, bl. lxxii, lxxiii; Kok; Nieuwenhuis; de Wind, Bibl. v. Gesch. bl. 434; Revii, Overijss. Gez. bl. 273; Brandt, Hist. de Ref. D. II. bl. 691; Paquot, Mém. T. III. p. 249, 250; Jöcher.