Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
4o. in het licht Pauli â GhemmenichGa naar voetnoot1) Carmen Jocoserium, in quatuor anni partes digestum, cum vers. Belg. Joannis Sande, Jcti, nec non ejusdem auctoris carmina miscellanea. Het verscheen bij Hero Nauta en bevat Ver sive pars prima poematis jocoserii in quatuor anni partes; d.i. Lente of eerste deel van Jok en Ernst op de vier getijden des jaars. Linksch de Latijnsche verzen. Vóór het werk gaat ook in 't Latijn en Hollandsch een vers aan de braave borsten, die Appóllo heeft gesticht uit beter leem; hén wijdt Thalia dit gedicht. Van 1700 tot 1702 volgden bij denzelfden uitgever de drie andere deelen Somer, Herfst en Winter. Aan het einde maakt de dichter zijn naam bekend met een berigt aan den lezer. In de Lente of eerste deel van Jok en Ernst gispt hij naar verdienste den dwazen bloemhandel, die in der tijd velen tot den bedelstaf bragt. In 1746 verscheen te Leeuwarden een tweede uitgave ook in 4o. Men heeft ook van hem: Blijde intrede van J.W. Friso enz. met syne Doorl. Gemalinne, Princesse Maria Louisa enz. Leeuw. bij Hero Nauta. 1709. Lijkzang ter rouwstatelijke uitvaart van den Heere Tiaard, Baron van Aylva, Heere van Oldeland, Waardenburg, Stier en Neerynen. Leeuw. 1705. 4o. Ook andere gelegenheidsverzen van hem zijn opgenomen in de Frisia Nobilis.
Zie v.d. Aa, N.B.A.C.W.; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. III. bl. 81, 508. |
|