[Frederik van Reede]
REEDE (Frederik van) of Rhede, broeder van Arnold en Gerard van Reede, aldus genoemd naar het vlek of de heerlijkheid van dien naam in het bisdom van Munster. De leden van dat geslacht verspreidden zich door Gelderland, Twente en het Sticht van Utrecht. Frederik werd in 1226 door Gerard van Nassau, graaf van Gelderland, gekozen ter vereffening der oneenigheden tusschen hem en Otto van der Lippe, bisschop van Utrecht, om eenige goederen in Sarland. In dat zelfde jaar wordt hij nogmaals vermeld als getuige, in zekere uitspraak, door den pauselijken gezant tusschen den gemelden bisschop en Floris IV, graaf van Holland. Daarenboven stond hij, in 't volgend jaar, als getuige over de vrijheden, door Gerard, graaf van Gelder, aan de opgezetenen van de Veluwe verleend. Tien jaren later onderteekende hij, als getuige, een brief, rakende eene overeenkomst tusschen Otto, graaf van Gelder, en Hendrik van den Berg, wegens het regt van voorspraak of advokaatschap van de kerk