[Petrus Plancius]
PLANCIUS (Petrus), zoon van Jacobus Plancius, als proponent beroepen te Spanbroek en Opmeer, in 1654, te Purmerend, in 1653, te Zutphen, in 1662, den 16den Julij 1673 te Rotterdam bevestigd. Hij overleed den 31stensten November 1690. W. Eversdijk deed op hem de lijkrede over Ps. CXVI:15 en Thess. IV:17, welke in 1690 in 12o werd in het licht gegeven. Zijn afbeelding bestaat.
Hij gaf in het licht:
Een naecte vertooninge van de gelegentheyt der Tooneelspelen, zijnde een samenspraecke over de selve tusschen Theophilus en Philedonus, samengesteldt Door een, die van PrijseLick ende van stichtelijck Ver Maeck een Liefhebber is. Rott., 1681. 4o.
Catechisatie. Rott., 1680.
Waarschijnlijk hetzelfde met hetgeen Abcoude elders Vraageboekje noemt.
Zie Harderwijk, Naaml. en Levensbijzonderh. der pred. te Rotterd., bl. 49; De Jongh, Alphab. Naaml. der pred. in Gelderl., bl. 390; Veeris en Paauw, Naaml. der Pred., bl 157; Abcoude, Naaml., bl. 289; Aanh., bl. 168; Cat. d. Maats. van Ned. Letterk., D. III, bl. 153. Kist en Roijaards, Kerk. Archief, 2e Serie. D. III, bl. 226.