[Reinier Pauw]
PAUW (Reinier), zoon van den gemelden Amsterdamschen burgemeester, werd 3 Sept. 1591 geboren; was ridder, heer van Terhorst, Rijnenburg enz. Na eerst lid van de Schepenbank zijner geboortestad geweest te zijn, werd hij in 1621 raadsheer in den Hoogen Raad, in 1655 president van gezegd Collegie en bleef zulks tot zijn sterfjaar 1676, zoodat hij 55 jaar lang in den Hoogen Raad gezeten heeft.
Eene merkwaardige aanteekening betreffende zijne bemoeijing en zijn ernstig advies, instemmend met dat van den president Haga, om aan het hoofd der beide Hoven van Justitie prins Willem II in 1650 de reis naar Amsterdam te ontraden en het ontslag der in hechtenis genomen afgevaardigden te bewerken, wordt als bijlage gevonden achter de Nalezingen van de Vaderlandsche Geschiedenis van Wagenaar. D. I, bl. 20-24.
In 1634 werd hij door koning Lodewijk XIII tot ridder verheven.
Hij legde den eerste steen van de Nieuwe kerk te 's Gravenhage en is na zijn overlijden (20 Jan. 1676) in dezelve begraven met een latijnsch grafschrift, hetwelk aldaar nog te zien is. Zijn zinsprenk was Deus pavet. Van hem bestaat een fraai portret, gegraveerd door Matham, genomen naar een schilderij van Mijtens.
De dichter J. Vollenhoven vervaardigde op zijn afsterven een lijkzang.
Zie Vreede, H. Raad, bl. 44, 64, 233; van Groot Plaeaatb. D. VIII. fol. 63. volgg. De Riemer, Beschr. van 's Hage. I Vol. p. 399; Groot Placaatboek. III, fol 63 seqq; Resolutiën van Consideratie. bl. 243-248; J. Vollenhoven, Poezy. (Amst., 1686. 4o.) bl. 283 volgg.