[Watze van Ockinga]
OCKINGA (Watze van) bijgenaamd de Oude, te Dronrijp, zoon van Lolle van Ockinga en Aaltje van Hermana, was Grietman van Menaldumadeel. Hij presenteerde op den landsdag van 1540 rekwest tot redres van eenige lasten, zoo door de steden als anderzins op de ingezetenen van het platte land gelegd. In 1545 behoorde hij tot de Staten, die zich verzetten tegen de inbreuk op 's lands voorregten en privilegien. In 1549 zat hij mede in de commissie aangaande het geschenk aan Filips II. Den 10 Dec. van datzelfde jaar werd hij van wege den keizer tot Raad in het hof van Friesland benoemd.
Hij huwde 1 Elisabeth Costers, van Brussel, 2 Wick, dochter van Pieter van Cammingha en Eelk Aebinga van Blijya, en had bij elke vrouw twee kinderen.
Zie Stamb. van Adel. Upo van Burm. tab. Gen. Charterb. D. II, bl. 817, Winsemius, Chr. bl. 519, Baerdt van Sminia, N. Naaml. van Grietm. bl. 175.