1855 bekend. Zijn portret bestaat op meer dan ééne wijze in steendruk.
Hij schreef:
Proeve eener navolging van Salomo's Hoogheid. 's Gravenhage 1837.
Het booze wezen in het Bijgeloof onzer natie. Rott. 1840.
Bekroonde verhandeling over de Efeziers. 1847.
De Kritiek der Tubingsche school beoordeeld. Vervolg op deze verhandeling.
Het hedendaagsche standpunt van de kritiek der N.T. Amst. 1849.
Magazijn voor kritiek en exegetiek. 1850, 51 en 52. 3 d.
Bekroonde verhandeling over de Joh. Schriften. 1852.
Afscheidsrede gehouden te 's Heer Arendskerke op den gedenkdag der Hervorming 31 October 1852.
Oratio de Theol. pract. studio, futuro Euang. Ministro prorsus necessario, 28 Mei 1853.
Nagelaten Leerredenen. Leid. 185 (uitgeg. door Prof. Kist).
Polyxena's dood uit de Hecuba van Euripides in Calliopé voor 1838.
Electras echtgenoot (vrije navolging van Euripides Electra. vs. 1-76) in Zeeuwsche Volksalm. 1843, bl. 62.
Pruilerslied (eene nagedachtenis van zijne reis naar Heeze) in Europa voor 184. Z. Volksalm. 1847. bl. 39.
Toen mijn zoontje gestorven was. (17 Sept. 1850) in Zeeland Jaarb. 1853 bl. 14.
Beschouwing en dichterlijke navolging van het lied der liederen in Fakkel, latere Bijdragen (XV) 1843.
Proeve eener bewijsvoering dat de woorden: ‘Zij waren allen bijeen’ Hand. II:1, alleen van de Apostelen te verstaan zijn, in Bijdragen tot bevord. van bijbelsche uitlegkunde, D. V. bl. 1-48.
Iets over de opschriften der algemeene Zendbrieven van Paulus met betrekking tot derzelver echtheid, in Jaarboeken voor Wetensch. Theol. D. V. St. I. bl. 88-123.
De echtheid van Paulus brief aan de Efeziërs oordeelkundig onderzocht, in Gids, 1849, No. 3 en 4.
Open antwoord aan Dr. D. Harting, over de glossematheorie, in Jaarb. voor Wetens. Theol. D. IX. St. 2.
Voorts verhandelingen, beoordeelingen en artikelen in Bijbelsch Woordenboek, Gids, Jaarboeken, Godgel. Bijdragen, Licht en Leven, Kerkelijke Courant, Verslagen der Zeeuwsche Predikanten-Vereeniging enz.
Zie Dresselhuis, Levensb. van Niermeijer in Versl. der Algem. Verg. der Maats. van Ned. Lett. 1855; Sepp, Proeve eener Pragm. Ges. der Theol. in Ned. bl. 148, 172, 216, 219, 243 volgg. 246. 248 volg.