damschen predikant Goulart, spande hij zijne pogingen in, om het consistorie tot zachtheid te brengen, kwam (1617) in letterstrijd tegen Fabricius de Bassecourt, een ijverig Contra-remonstrant, en schreef tegen hem Verification contre Bassecourt. Voor de Synode te Dordrecht gedaagd, was hij er geen werkeloos lid zijner partij. In Februarij 1619 werd hij door de Utrechtsche vroedschap van zijne bediening ontzet en den 6den Julij naar Waalwijk gevoerd. Misleid door zekeren Jan Janszoon Toppe, werd hij met Poppius, door dezen verraden, en in Januarij 1663 te Haarlem in hechtenis genomen, tot eene eeuwige gevangenis gedoemd en naar Loevestein vervoerd. Den 19den Julij 1631 ontsnapte hij, werd vervolgens predikant te Amsterdam, en door de broederschap in verschillende gewigtige zaken gebruikt. Hij is tweemaal gehuwd. Volgens Haag overleed hij 27 December 1652. Men heeft van hem een Tractaet over de verwerpinge. Zijn portret is, naar T. Keyser, door C. de Pas, fraai gegraveerd.
Zie Brandt, Hist. der Ref. (Reg.) Tideman, Ges. der Rem. Broed. bl. 16, 17, 30, 31, 227, 232, 252, 253, 254, 312; Glasius, Godg. Ned. o.h.w. Haag, La France Prot.; Dodt van Flensburg, Arch. voor Kerk. en Wereldl. Ges. D. IV. bl. 337, 353, 370; P.A. Limborch, Vita Episo. p. 311; Alg. Noodw. Woord. der Zamenl.; Kobus en de Rivecourt, Nav. D. IX. bl. 164, 282, 316; Muller, Cat. van Portr.