Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
te Groningen in de orde der Dominikanen, bij welke hij het ambt van prior bekleedde. Ook was hij pastoor van de Walburgs en Maartenskerk, en nadat hij het ambt van algemeen vicaris, bij het openstaan van den stoel, waargenomen had, in plaats van Jan Knijf, tot bisschop van Groningen benoemd. Ofschoon hij, ten gevolge der beroeringen, zijn wijding niet ontving, bekleedde hij echter vier jaren de bisschoppelijke waardigheid. De raad, de nieuwe leeringen toegedaan, dagvaardde hem om rekenschap van zijne eer te geven en zich jegens zekere beschuldigingen te verdedigen. Hij deed zulks zóó, dat men hem uit den kerker, waarin men hem had geworpen, ontsloeg en hij naar zijn klooster terugkeerde, ja, men was genoodzaakt hem de geroofde goederen van St. Walburg en St. Franciscus weder over te geven. Na de inneming van Groningen in 1594, week hij naar Brussel, waar hij op den dag van St. Thomas van Aquina (2 Maart) 1603 overleed. Hij schreef: Tractatus de controversiis fidei. Tractatus de Sacramentis in genere et specie. Sermones de B. Virgine, ms. Exposltio antiphonae Salve regina, ms.
Zie van Heussen en van Rijn, Bat. Sacra, T. V. p. 287. 288, 294-296 Bor, Ned. Oorl. D. II. bl. 114; Oudh. van Gron. bl. 61, 83 vv. Chron. van Gron. en Oml.; Brandt, Hist. der Ref. D. I. bl. 657, 658; Brucherus, Ges. van de Opk. der Kerkh. te Gron. bl. 223, 227, 251. Hofstede de Groot, Ges. der Broederk. te Gron. bl. 55; Jöcher Adelung, Gron. Volks-alm. 1837. bl. 108, 109. |
|