rard de Lairesse. Slechts kort genoot hij diens onderwijs en keerde weder tot dat zijns vaders. Na diens dood begaf hij zich op reis, doch om te studeren, deels tot herstel zijner wankelende gezondheid. Eerst vertrok hij naar Duitschland, vervolgens, op uitnoodiging van de groothertog, naar Florence, en van daar naar Rome, waar hij den 27 Maart 1690 overleed. Op de verkooping van de la Court van der Voort komen acht stuks schilderijen van hem voor, als:
Eene dame, die een vogeltje te eten geeft, f 175.
Een man aan eene tafel zittende, waarop een glas wijn, dobbelsteenen, kaarten enz. f 155.
Een schilder, in zijne kamer een pijp rookende enz. f 100.
Een officier, staande in een tuin met een glas wijn in de hand. f 121.
Eene courtisine, rijk gekleed bij eene tafel, waarop een gedekte bokaal enz. f 140.
Christus met de Samaritaansche vrouw aan de fontein enz. Met het jaarmerk 1690. f 60.
Een bakker, die warm brood aan het venster gebragt heeft, staande te praten met eene dienstmaagd. f 60.
Het eenige portret van en door hem zelven, hebbende op zijn hoofd een fluweelen muts en in zijne hand een half opgerold blaauw papier. f 50.
Op Cat. van Mr. J.v.d. Marck komt voor (Amsterd. 1773. No. 428.
Jan van Mieris. Dit zijn portret is door dezen kunstenaar zelven in den jare 1689 te Venetie geschilderd op koper, zijnde zeer fraai en uitvoerig behandeld.
Hij beoefende ook de dichtkunst blijkens zijn ms. Herderspel Amintas, en eenige andere.
Zie Nagler; Houbraken; Weijerman; Immerzeel; Kramm; Schinkel, t.a.p., bl. 89, waar den brief van hem voorkomt, gedagt. uit Venetië, 14 Jan. 1689; Cat. J. Schouten mss. bl. 149.