Kramm echter deelt dit gevoelen niet, acht het oordeel van Immerzeel te gestreng, en beroept zich o.a. op een kapitaal stuk dat door Willem voor den heer Meinershagen is geschilderd, waarop die afgezant, nevens zijn gemalin, in de gedaante van Reinout en Armida is geportretteerd. Er werden echter aanzienlijke prijzen voor zijn werk besteed. Men betaalde voor zijne kabinetstukjes tot f 1000 en meer.
Een rijk gemeubelde kamer, waarin eene dame, in wit satijn gekleed, haar toilet maakt, gold op de verkooping van Jonkh. Johan Goll f 2100.
Het Haagsch museum bezit van hem een Kruidenierswinkel, het Amsterdamsche een Hoenderkooper en een Biddende Hermiet.
Kramm vermeldt nog van hem:
Diana in het bad, weleer in bezit van Schamp d'Averschoot te Gend, en in 1840 verkocht, eene schilderij, waaraan in Messager de Gand 1842 p. 167 groote lof wordt gegeven.
Zijn maecenas, de la Court bezat van hem 6 zijner kapitaalste en beste werken die voor aanzienlijke sommen werden verkocht.
Eene familie enz. f 850.
Boeren binnenhuis, waarin een Savoyaar zijne rarekiek vertoont enz. f 1200.
Anromeda door Perseus verlost. f 220.
Een Binnenhuis, waarin een man aan eene tafel zit, met een flesch in de hand. f 215.
Een winkel, waarin eene vrouw aan een jongetje noten verkoopt. f 250.
Een onderwerp uit de Tartuffe van Molière.
Hij schilderde ook nu en dan geschiedkundige onderwerpen en was een verdienstelijk beeldhouwer. Zijne geboetseerde beeldjes en vazen met verheven beeldwerk werden gezocht en bewonderd.
Mr. J. Meerman bezat er verscheidene van zijne hand, die op den Cat. zijner Bibl. voorkomen en voor goede prijzen verkocht werden. Andere voorwerpen vermeldt Kramm.
Hij huwde op 22-jarige leeftijd (24 April 1684) jonkvrouw Agneta Chapman. Hij vierde 24 April 1709 op zijn buitengoed Bakkershagen, nabij Wassenaar, zijn zilveren- en later zijn gouden bruiloft. In zijn ouderdom werd hij blind en overleed 26 Januarij 1747 in den ouderdom van 85 jaren. Smith beschrijft 160 stuks zijner schilderijen. Zijne vrouw had hem 3 dochters en 1 zoon geschonken.
Zie Descamps, Vie des peintres, T. III. p. 79; Schmidt, Bibl. rais. T. I en IX; Nouv. Biogr. gen.; Messager de Gand, 1842, p. 147; Frans van Mieris, Beschr. v. Leyden, Voorr. bl. vi; Schinkel, t.a.p. bl. 90, 91; van Gils, Leev.d. kunstsch. enz. D. I. bl. 199; Collot d'Escury, Holl. roem, D I. bl. 116, A. (1). bl. 242, 243; Houbraken; Weijerman; Immerzeel; Nagler; Pil-