met rood fluweel bedekte tafel een brief zit te schrijven, waar naar een bediende schijnt te wachten. In 1771 gold het op Braamcamps verkooping f 3,610,000.
Hij heeft ook geëtst, doch alleen is van hem bekend een Bologneesch hondje, liggende te slapen bij een houten schot, kort en geestig in de manier van Rembrandt. Zijne schilderijen zijn in de voornaamste kabinetten van Europa, en de eerste meesters vervaardigden er gravuren naar. Kramm vermeldt van hem een Nachtstuk, in helzelve ziet men het Groene Zootje, en op hetzelve hangen aan de wip de gemartelde gebroeders Jan en Cornelis de Witt, en een man staande voor heb Groene Zootje, die de twee martelaars met groote verwondering beschouwt, met een toorts in de hand, die de twee beelden zeer sterk verligt, uitvoerig behandeld op doek, in het laatst der 18e eeuw voor f 10 verkocht. Van dit treurig tafereek gaan een prentje uit, zeer fiks en luchtig geëtst dat hoogst zeldzaam voorkomt en door prentkenners voor het werk van Roeland Rogman, doch door Kramm voor dat van van Mieris zelven gehouden.
Men vindt dit plaatje ook in de Gedenkwaardige stukken wegens den moordt des heeren Cornelis en Johan de Witt, dienende tot opheldering van 't treurig spel, genaamt de Haegsche broedermoordt of dolle blijdschap.
Kramm handelt uitvoerig over zijn portret. Een door hem zelven geschilderd, werd in Dec. 1854 te Parijs voor 2500 fr. verkocht. Ook in het koninklijk kabinet te 's Hage berust zijne afbeelding en dat zijner vrouw op een stuk, fraai geschilderd, door Pigeot gegraveerd, en voorkomende in La Musée Francais. Hij behoorde tot de Remonstrantsche belijdenis, en liet bij zijne huisvrouw Kniertje van der Kok (geb. 1630, overl. Nov. 1700) 5 kinderen, onder welke twee zoons, Jan en Willem, (die volgen). Zijn sterfdag was 12 Maart 1681.
Zie Descamps, Vie des peintres Holland, T. II. p. 301-306; de Piles. Abrégé de la vie des peintres, p. 441-449; Charles Blanc, Hist. des peintres, liv. 93-100; Ecole Holland, Ne. 16; Laivesse, Grand Livre des peintres; Smith, Cat. rais. of the most emin. dutch, flemish, and french painters; Dezallier d'Argonville, Abrègé de la vie des plus fameux peintres, Paris 1762, 4 vol. 4o.; Pelkington, Dict. of painters; Schinkel, Geschied en letterk. bijdr. bl. 88 en Geslachtb.; Houbraken; J.C. Weijerman; Immerzeel, Kramm; Nav. D. IV. bl. 362; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.