[Cornelis Meijer]
MEIJER (Cornelis), een Hollandsch waterbouwkundige, werd omstreeks 1640 geboren. Hij werd door de pauselijke kamer naar Italie geroepen om den Tiber te zuiveren en bevaarbaar te maken. Eenige zijner voorslagen werden aangenomen, doch de meeste en gewigtigste door de ijverzucht der Italianen niet ten uitvoer gebragt. Om zich te regtvaardigen en te verhoeden dat anderen zich zijne uitvindingen niet toeëigenden, beschreef hij ze in een thans zeldzaam, met vele schoone platen versierd werk getiteld:
L'arte di restituire a Roma la tralasciata mavigatione del suo Tevere. - Dell Ingegniero, Corn. Meijer, Olandese. In Roma 1685. fol.
In het jaar 1659 had hij reeds te Rome hiervan een voorlooper gegeven en een Ital. geschrift aan paus Innocentius XI opgedragen, met topogr. schetsen.
Hij beproefde, even als meer andere Hollandsche waterbouwkundigen, het droogleggen der ongezonde Pontijnsche moerassen.
Volgens Beckmann, Gesch. d. Erfind., I, 551, was hij medelid van d'Accademia fisica-matematica romana, en schreef nog de navolgende werken, als:
L'arte di rendere i fiumi navigabili in vari modi etc. Ib. 1696.
Diversi segreti per conoscere la bonta di metalli, e la virtu della calamatita etc. 4o.
Varie osservazioni de planete i loco satelliti comete che hanno de Siguire etc.
Nuovi ritrovamenti divisi in duo parti, Ib. 1696.
Sommigen houden hem voor den uitvinder der Scheepskameelen, doch dit is niet waarschijnlijk, omdat men voor deze uitvinding eerder den Amsterdamschen Meeuwen Moindertszoon Bakker, kan houden. Wanneer Meijer overleden is, vinden wij niet opgeteekend, doch het moet in of na het jaar 1700 zijn voorgevallen.
Toen was hij nog onder paus Innocentius XII werkzaam gelijk zijn zoon Otto Meijer onder Clemens XI, die van 1700 tot 1721 regeerde.
Zie Collot d'Escury, Holl. roem, D. VI, 1. p. 419; D. VI. 2. p. 676 en v.; Navorscher, 1856, bl. 64 en 214, ook 1854, bl. 164; Catal. J. Meerman, 1824, T. I. p. 246, no. 552, 553; Poggendorff, Handwörterb. zur Geschichte der exacten Wissenschaften; Volekmann, Nachr. von Italien, B. II. S. 152; Beckmann, Gesch. d. Erfind. B. I. p. 551; Adelung u Rotermund.