[Daniel IV heer van de Merwede]
MERWEDE (Daniel IV heer van de), ridder, staat als getuige over een brief van de heeren van der Lecke in 1246 met Hendrik van de Merwede over een brief van Jan van Heusden, en bezegelde in 1253 eene uitspraak betreffende den Heusdenschen tol van graaf Willem II, R.K. Hij huwde Ida van der Does en liet, volgens sommigen, vier zonen na, onder welken hij eenige zijner leengoederen schijnt verdeeld te hebben, en waaruit de geslachten van Tolloysen, Clootwyck en Muylwyck zijn voortgesproten. Een dezer zonen zou geweest zijn Herbaren van de Merwede, die anderen zijn broeder noemen (zie het vorig artikel). Anderen willen dat deze verdeeling onder Daniel III plaats had en houden Daniel V en Jan van de Merwede voor zijne zonen. Daniel V, knape, was in 1293 borg van den Graat van Holland bij Bisschop Johan van Utrecht, en liet kinderen na. Jan van de Merwede, knape, was heer van Tolloyse, waarmede hij in 1271 bedeeld werd, borg van heer Giselbert van Aemstel op St. Juda en Simon avond 1285, ook komt hij voor in de Dordsche Thesoriers rekeningen van 1284, 1285. Zijn descendenten waren heeren van Tolloysen.
Zie Meerman, Cod. dipl. op 29 Nov. 1243 en op 27 Mei 1246; Mieris, Charterb. D. I. bl. 280; Balen, bl. 1152; Smids en Schotel, t.a.p. bl. 112.