oefende nog zeer jong zijnde de dichtkunst; op de viool spelende, scheen hij daarin zelfs uit te munten, door hem werden dan ook gezangen vervaardigd, die met muzijk en partijen door J. Nozeman aan Mattheus Merkman, des schrijvers oom, opgedragen, en in of omstreeks 1739 te Amsterdam gedrukt werden. Dit werk bezat een dertiental gezangen. In 1725 verloor de dichter zijne moeder, en vervaardigde bij die gelegenheid een lijkzang. Den 3 Oct. 1728 begaf hij zich voor de tweede maal in het huwelijk met Anna Katharina Kimmel. Ook deze band werd spoedig door den dood verbroken, en Merkman hertrouwde in het laatst van 1731 met Anna Maria Commersbach te Wezel, met welke hij omtrent twintig jaren mogt vereenigd blijven (zij overleed den 21 April 1751). In Nov. 1752 huwde hij voor de vierde maal met Isabella van Leeuwaarden, zuster van zijn overleden boezemvriend Mattheus van Leeuwaarden, en van Justus van Leeuwaarden, welke met gemelde zijne zuster het Remonstrantsch gereformeerde, hofje in Haarlem heeft gesticht. Hij was regent van het Aalmoezeniersen werkhuis te dier stede (1731 en 1757) en bekleedde ook den post van commissaris bij de kleine bank van justitie. Hij hield briefwisseling met verscheiden geleerde letterkundigen, dichters, zoo als met den Leidschen hoogleeraar Alberti, Cornelis Nozeman, Justus van Effen,
Mattheus en Justus van Leeuwaarden, Pieter Langendijk, Joan de Haas, Jan Baptist Willekes, Dirk Smits en anderen.
Onderscheidene zijner stukken werden geplaatst in den Hollandschen Spectator van Justus van Effen, gelijk blijkt uit de brieven van P.A. Verwer aan onzen Merkman, ook vindt men van hem verscheidene gedichten in Verzameling van ernstige en boertige Mengelstoffen in Dicht en Ondicht. Amst. 1726-1734, in 6 deeltjes. Door hem werd de latijnsche Lentezang, door Frans Oudendorp te Haarlem in 1734 uitgesproken, in het Nederduitsch gevolgd, en met den latijnschen tekst aldaar in 4o. gedrukt. Den hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker wijdde hij een gedicht, getiteld: Venema het ademt verdraagzaamheid. Leiden 1742. 4o. De latijnsche redevoering van professor Alberti Over de nuttigheid van de Dichtkunst voor de Godgeleerden, werd door Merkman in het Nederduitsch berijmd, en, benevens de prozavertaling, almede te Leiden in 4o gedrukt. Ook vervaardigde hij gelegenheidsverzen met en zonder zijn naam, en een treurspel: Brutus en zijne zonen. Amst. 1725. Abcoude vermeldt van hem: Gedigt aan J. Alberti. Leyden 1740. 4o.
Merkman was een middelmatig dichter. Sommige zijner puntdichten zijn echter niet zonder geest, zijn treurspel is koud en gedwongen, in stroef prozaïsch rijm. Hij overleed te