[Jan Maartsz. Merens]
MERENS (Jan Maartsz.), zoon van den vorige, 14 Jan. 1574, vier weken na zijns vaders dood, te Hoorn geboren. Hij woonde van den 7 October 1594 tot den 18 Junij 1597 te Lissabon, van den 11 November 1599 tot Mei 1680 te Calais. Toen door Frankrijk, Italie, Duitschland over Friesland te Hoorn gekomen, is aldaar in 1603 vroedschap geworden, in 1612, 1614 en 1617 burgemeester, den 12 Mei 1618 bewindhebber der O.I. comp. en van wegen dezelve, naar Engeland van 1628 tot in Oct. 1634. ‘In 1618 werd hij door prins Maurits, nevens elf anderen van de principaalste regeerders verlaten, omdat zij de tolerantie en de vrijheid van het land voorgestaan hadden.’ In 1620 werd hij, ‘om eenige zegswoorden by wyn gevallen, in den Hage gesleept, en had veel moeyten eer hy weder naer zyn huys mogt keeren.’
Hij huwde te Hoorn 20 Julij 1603 met (1) Aaltje Ewouts Beverwyk, dochter van Ewouts Adriaanse Beverwyk, president-schepen, zij overleed 24 Nov. 1603, oud 23 jaren, nalatende twee dochters, Alida en Maria; (2) te Hoorn, 3 Maart 1613, met Maria van Segwaert, geboren te Dordrecht 26 Julij 1586, dochter van Meynert van Segwaert en Antonia Wenssen. Bij haar had hij Meyndert, Jan en Anthonetta. Jan stierf kinderloos, Anthonetta huwde Johan Sweers en had kinderen; Meyndert volgt.
Hij was neef van den pensionaris Hoogerbeets, van wien drie brieven aan hem zijn uitgegeven door Beets, Siegenbeek en Abbing.
Zie Velius, Chr. v. Hoorn, Mr. Johan Beets, Dichtk. van verscheide stoffen, Hoorn 1669; Siegenbeek, Redev. en verhandel. bl. 334, 353, 364; Abbing, Verv. op Velius, Inl. bl. 31, 32, Bijl.