[Jan Corneliszoon Meppel]
MEPPEL (Jan Corneliszoon), te Hoorn geboren, werd in 1658 of 1659, in plaats van den gesneuvelden Pieter Floriszoon tot vice-admiraal bij de admiraliteit van het Noorderkwartier benoemd, en vertrok in Mei 1659 met het eskader van den vice-admiraal de Ruyter, dat bestemd was de vloot van den luitenant-admiraal van Wassenaar in de oostzee te versterken, derwaarts. De zomer verliep echter zonder dat er iets werd uitgevoerd, en in November keerde Meppel weder met Wassenaar terug, terwijl de Ruyter in Denemarken achterbleef.
Het gemeenebest was intusschen in eenen oorlog met de Barbarijsche roofstaten gewikkeld geworden: om hen te bedwingen werden de vice-admiraal de Ruyter en onder zijne bevelen Meppel naar de Middelandsche zee gezonden, die daar vele roofschepen vernielden en den handel beschermden. Na den vrede keerde de vloot, in het voorjaar van 1663, naar het vaderland terug, doch werd weder in Mei 1664 naar zee gezonden, toen de zeeschuimers den vrede verbroken hadden. Van de op haar dienende bevelhebbers Aert van Nes, Meppel, Willem van der Zaen, Ysaac Sweers Joest Cornelisz. Zwart en Jan van Nes, legt de Fransche gezant d'Estrades het getuigenis af, dat zij elk waardig waren eene vloot te bevelen.
Men kent de geschiedenis van die scheepsmagt, die nu onder de Ruyter vertrok; den last, dien hij bij het uitbarsten der vijandelijkheden met de Engelschen ontving om naar de kust van Guinea te stevenen; zijne krijgsbedrijven aldaar, zijne mislukte aanslag op Barbados, en hoe hij eindelijk, kort na den ongelukkigen zeeslag bij Lowestoff, tot vreugde van het vaderland, den 6 Aug. 1665, met buit beladen, te Delfzijl binnenliep. Dadelijk werd de intusschen tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland benoemde de Ruyter met het opperbevel over de groote vloot belast en Meppel, den 29 Januarij bevorens, tot luitenant-admiraal bij het Noorder-kwartier benoemd, onder zijne bevelen gesteld.
Toen de vloot in het voorjaar van 1666 in zee liep, behoorde Meppel tot het 3e eskader, dat, onder de bevelen van den luitenant admiraal Cornelis Tromp geplaatst, in den beroemden vierdaagschen zeeslag de achterhoede uitmaakte. Op den vierden dag brak hij, met den luitenant-admiraal Tjerk Hiddes de Vries, de vice admiralen Banckers, Schram en Coenders en den schout bij nacht Bruinsveld, de Engelsche linie op de helft der slagorde door, en bragt daardoor niet weinig bij tot de glansrijke overwinning die 's lands vloot behaalde. In den daaropvolgenden ongelukkigen zeeslag