(Ibid. 1742). Van 1748-1755 gaf hij te Duisburg privaat onderwijs in de Philosophie en Mathesis, doch in 1756 werd hij aldaar hoogleeraar en bibliothecaris. In ditzelfde jaar werd zijne verhandeling de argumentis quibus Dei existentia probatur a posteriori door het Stolp. legaat bekroond. Hij is vooral als natuurkundige bekend en stierf 2 Oct. 1783.
Hij gaf in het licht:
Sicilimentorum variorum libri duo. (Harlingae 1739. 4o.) van zijn vader.
Onder zijn toezigt en met een uitvoerige voorrede van zijn hand zag de vertaling van het werk van zijn grootvader, Johannes Melchior, hoogleeraar te Herborn, Kinderbijbel geheeten, het licht. (Amst. 1735).
Van dezen grootvader zijn waarschijnlijk ook:
Godgeleerdheit, vervattende de gronden van de hoogste waarheden uit het Latijn in het Nederduitsch overgebragt door A.V.P.M. Amst. 1711, 1718. 12o. Uitgegeven door den Eerw. heer J. van der Voorn, en door Zijn Eerw. met een voorrede verrijkt. Amst. 1751. 8o.
Fundament der Goddel. waarheden. 12o.
Verklaring van de voornaamste spreuken van het N. Testam. Amst. 1740. 8o.
Zijne schriften vindt men in Mensels Lex. IX. p. 64.
Zie Hanauisches Magaz. B. VII. S. 232; Acta Secular. acad. Duisburg., p. 131; Vriemoet, Ath. Fris. p. 727; Glasius, Godgel. Nederl. o.h.w.; Verh. van het Stolp. Leg. voor de Nat. Godgel. Leyd. 1766; Kist en Royaards, Archief voor Kerkel. Gesch. D. V. bl. 25; Sepp, Stinstra en zijn tijd, D. I. bl. 40, 41; Bibl. Brem. Cl. II. p. 892; Alg. Liter. Anzeiger 1800 p. 1641; Adelung u. Rotermund.