een sterk apologetisch karakter, gelijk ons nog blijkt uit zijne Disputationes de miraculis et apologia pro miraculis.
Het hier te lande bekend geworden Deïsme (dus vervolgt hij) dwong hem tot het verdedigen der wonderen des Bijbels, terwijl zijne gemoedelijke leerredenen in de Waalsche gemeente van Franeker voorgedragen, van zijn streven getuigden, om, gelijk hij bij zijn optreden verkondigd had, waarheidsliefde en vroomheid des harten naauw verbonden te houden. Welk een hoogen prijs men op zijn onderrigt stelde, kunnen wij eenigzins althans weten, zoodra wij ons herinneren dat prins Willem, gedurende diens verblijf in Franeker, in 1726 en 1727 in de godsdienst de leiding van Melchior genoot, om bij een volgend verblijf te Utrecht gelijke lessen van de hoogleeraren in de theologie, H.S. van Alphen en F.A. Lampe te ontvangen.
Melchior mogt geen hoogen ouderdom bereiken. Hij overleed 11 Aug. 1738. De hoogleeraar Vriemoet hield een lijkrede op hem. Hij huwde Charlotte Pluckers, dochter van Joannes Pluckers, koopman te Elberfeld, en van Maria Siebels, die hem 4 kinderen naliet, van welke twee hem overleefden, Johannes Albertus en Maria Elisabeth, gehuwd met Zachaeus Gerroltsma, J.U.D., secretaris van curatoren te Franeker.
Hij schreef:
Dissertatio de Cherubinis gloriae eorumque mysterio. Hanov. 1724. 4o,
Disputationes de miraculis. Hanov. et Fran.
Apologia pro miraculis Christi et expositionibus patrum allegoricis, adversus Thon. Woolstonum. Ibid. 1731. 4o.
Diss. de patribus in Mosen, nube et mari baptizatis. I Cor. X:2. Rs. Jo. Cluver. Franeq. 1736. 4o.
Sicilimentorum variorum libri duo, in quibus de rebus variis inprimis ad leges mosaicas de muliere Sota ac Goele disseritur. Franeq. 1739.
Oratio in obitum Petri Latane. Franeq. 1726.
Selecta Sacra. 1751.
Synopsis theologiae naturalis bleef onvoltooid in hands.
Zie Vriemoet, Ath. Fris. a. 794; Wielingii Prog. fun. in ej. obitum in Miscell. Gron. T. II. Fasc. I. p. 129; Glasius, Godg. Ned. o.h.w.; Sepp, Joh. Stinstra en zijn tijd, D. I. bl. 39, 58; Bibl. Brem. Cl. 1. p. 158; Cl. VII. p. 144, 1058; de Crane, Over de familie Hemsterhuis, bl. 75; Jöcher, Adelung, Kobus en de Rivecourt.