[Johan van der Meer]
MEER (Johan van der), uit het geslacht der vorigen, dat zich te Rotterdam gevestigd had, werd in den aanvang der 17e eeuw te Schoonhoven geboren. Hij ontving een letterkundige opvoeding en werd voor de schooldienst bestemd. Later wijdde hij zich aan de schilderkunst, en werd eerst in 1664 in het gildeboek te Utrecht ingeschreven. Hij was zeer Oranje gezind, en zag al zijne bezittingen bij den inval der Franschen in 1672 vernielen, waarvoor hij, na aan den prins van Oranje een voortreffelijk bloem- en prentstuk door Jan Davidsz. de Heem, waarvoor hij f 2000 betaald had, en het portret van den prins zelven in een bloemkrans geschilderd, vereerd te hebben, een schrale vergoeding ontving. Hij werd Raad van Utrecht, later verkreeg hij het tollenaarsambt of controleurschap aan de vaart (Vreeswijk.)
Een der voornaamste stukken van dezen bekenden kunstschilder, berust in het gesticht van Renswoude te Utrecht. Het stelt een deftig regentenstuk voor, krachtig van kleur en goed geteekend. Onder de levensgroote beelden die op dit stuk voorkomen heeft hij zich zelven, toen regent, afgebeeld, Weleer behoorde dit stuk aan het stads-ambachts-kinderhuis te Utrecht 1672-1684. Houbraken meldt dat hij den meesten tijd van zijn leven te Schoonhoven heeft gewoond. Immerzeel verward hem met Jan van der Meer, de oude.
Zie Immerzeel, t.a.p. bl. 210; Kramm, t.a.p. bl. 1087.