[Godfridus Mascou]
MASCOU (Godfridus), broeder van den beroemden Leipziger hoogleeraar Johannes Jacobus Mascou) werd in 1698 te Dantzig geboren, legde zich vier jaren te Leipzig op de oude letteren en regten toe, werd aldaar advocaat en na zich eenigen tijd te Altorf, waar hij meer dan eene verhandeling schreef, doorgebragt te hebben, privaat docent (Doctor legens) der Universiteit. Den 19 van Zomermaand 1728 werd hij gewoon hoogleeraar der regten te Harderwijk, en aanvaardde zijne bediening plegtig den 15 van Zomermaand van het volgend jaar met eene redevoering over de zedigheid der oude regtsgeleerden. Twee jaren later (1731) sprak hij, bij het neerleggen van het rectoraat, over het nut en de voortreffelijkheid der Historia Augusta, bij de studie van het burgerlijke regt. Zijn grondig onderwijs, dat van de Historie en Classische Letterkunde licht en kleur ontving, trok velen Engelschen en Duitschen naar zijne lessen. In 1734 werd hij door den koning van Engeland, als keurvorst van Brunswijk-Luneburg, tot regtsgeleerd hoogleeraar aan de nieuw gestichte universiteit van Gottingen benoemd. Hij verklaarde zich echter niet ongenegen wegens de zachtheid van de regering dezer Republiek te blijven, indien hem eenige billijke verhooging zijner wedde werd verleend: zulks geschiedde, doch vernieuwde pogingen van de universiteit bewogen hem in herfstmaand 1735 derwaarts te vertrekken. Van zijne betrekking aldaar in 1739 ontslagen, bragt hij zijn overigen levenstijd te Leipzig, negen jaar als bijzonder leeraar en twaalf daaraanvolgende als openlijk hoogleeraar der regten door. Hij stierf in 1760. Volgens getuigenis zijner biografisten was hij een zeer geleerd en groot beoefenaar van het regt doch in zijn laatste levenstijd las hij schier niets anders dan de grieksche overzetting van het Oude Testament, niets meer ter harte nemende, dan dat hij als christen sterven mogt.
Hij schreef:
De Sectis Sabinianorum et Proculianorum in Jure civili. Altorf. 1724. Lips. 1728.
De Procuratore Caesaris. Altorf.
Diss. ad Modestini casus enucleatos, repet. c. Pültmanni observatl. in Mascovii Opusc. Jurid. et philolog. Lips. 1719.
J.O. Gravinae, Opp. Juris civ. Recens. G. Mascov. Lips. 1734. 4o.