stad in den ban had gedaan, wijl hare burgerij legen zijn gezag was opgestaan, kwam men overeen de zaak te Maastricht te onderzoeken. Die van Luik stelden hunne zaak in handen der Keulsche bisschoppen, die zich sterk tegen de billijkheid van den ban verklaarden, terwijl de bisschop de zijne aan Marliano toevertrouwde. Hij bragt de doctoren tot zwijgen. Doch dat geschil was door geen redetwisten te beslechten: het eindigde eerst na den dood van den bisschop (den 30 Augustus 1482 bij Luik gedood) en de geheele verwoesting van zijn bisdom. Na den dood zijner vrouw, den 12 Junij 1463 te Maastricht gestorven, omhelsde de Marliano den kerkelijken staat en werd toen kanunnik der cathedralen van Luik en van Besançon. Hij werd in 1474 naar Rome gezonden in belang der stad Leuven. Reeds vroeger had hij er een leerstoel in het burgerlijk regt verkregen, dien hij tot den 5 April 1475 vervulde, toen waterzucht en verlamming hem noodzaakten dien den 7 Augustus daaraanvolgenden aan Jan van Papenhoven af te staan. Hij stierf 13 dagen daarna, en werd over het altaar van St. Ursula in de Groote-kerk begraven. Op zijn graf stelde men benevens zijn beeldtenis, een opschrift dat bij Foppens en Paquot wordt gevonden. Hij stichtte een beurs tot onderhoud van een Leuvensch student aan de hoogeschool van Padua.
Men hield hem voor een der geleerdste mannen van zijn tijd, ervaren in de fraaije letteren, in de kennis der oude schrijvers, de aardrijkskunde en de beide regten.
Hij schreef:
Veterum Galliae locorum, populorum, urbium, montium ac fluviorum alphabetica descriptio, eorum maximè quae apud Caesarem in Commentariis sunt, et apud Cornelium Tacitum.
Er zijn verschillende uitgaven van dit werkje, o.a. Lugd. 1560. 12o. Men vindt het ook in de uitgaaf van Caesar door Godefridus Jungerman, Francof. 1606. 4o. en in de Venetiaansche uitgaaf apud Aldum et Andream socerum 1513. kl. 12o.
Zie Val. Andreas, Fast. Acad. p. 155, 156, 164; Magnum Chronicon Belg. ed. 1654, p. 385; Foullon, Hist. Leod Compend. p. 139-153; Mém. pour servir à l'Hist. de France et de Bourgognc, Paris 1729, P. II. p. 184; Paquot, Mém. pour serv. à l'Hist. litt. d. Pays-Bas, T. II. p. 221; Bayle, o.h.w. Marlien.