[Jean Maritz]
MARITZ (Jean), zoon van Samuel en neef van den beroemden Jean Maritz, werd in 1738 te Genève geboren. Tot geschutgieter opgeleid, bragt hij eenigen tijd te Straatsburg door, en werd vervolgens door zijn bovengemelden oom naar Barcelona ontboden, waar hij met het bestuur der door hem gestichte geschutgieterij werd belast. In 1770, tijdens hij nog aan het hoofd der geschutgieterij stond, werd hij te gelijk door de keizerin van Rusland, Catharina II, en door den stadhouder der Vereenigde Nederlanden, Willem V, aangezocht, om bij de staten in dienst te treden. Het aanbod van den stadhouder nam hij aan en hij werd benoemd tot directeur der metalen geschutgieterij te 's Gravenhage. In die betrekking, welke hij tot zijn dood (1807) vervulde, heeft hij 3000 stukken geschut gegoten en bewees hij groote diensten aan zijn nieuw vaderland. Hij werd opgevolgd door twee zijner zonen, Louis Ernest en Jean Amédée, en later door een zijner kleinzoons die dezelfde betrekking nog bekleedt.
Zie Bourgoing, Tableau de l'Espagne moderne, Vol. II. p. 96; Biogr. Univ. Vol. XXVII. p. 175; Général Beauvais; Dict. Hist. ou Biogr. Univ. classique, i.v. Maritz; Collot d'Escury, Holl. roem in kunst. en wetens. D. VI. St. II; Memoriaal voor de officieren der artillerie en genie. D. I. St. I. bl. 194; Björnstahl, Reize, D. V. bl. 379, 380; Navorscher, D. VII. bl. 351; D. VIII. bl. 56, 79.