[Regnerus Mansveldius]
MANSVELDIUS (Regnerus), uit een Utrechts regeringsgeslacht den 21 October 1639 in de hoofdstad van het Sticht, geboren. Zijn vader was Antonius Mansveldius en zijne moeder Elisabeth Heydendal. Na de latijnsche school te Utrecht bezocht te hebben, studeerde hij te Leyden in de godgeleerdheid. Na voleindigde studien zou hij den baron Godard Adriaan van Reede, heer van Amerongen, tot ambassadeur naar Spanje benoemd, als prediker vergezeld hebben, toen de hoogleeraar Daniel Voetius in den bloei zijner jaren stierf en de magistraat hem diens leerstoel in de godgeleerdheid in 1660 aanbood. Zijne onmatige lust tot studie bezorgde hem een vroegen dood. Hij stierf den 29 Mei 1671. Graevius hield eene lijkrede op hem (de VIIe van diens gedrukte Orationes.) Hij schreef verschillende Academische dissertatien over wijsgeerige onderwerpen en voornamelijk De ratiocinatione legitima 1668, later te Leipzig 1699 en te Herborn 1711 8o. herdrukt. Na zijn dood verschenen zijne Lucubrationes in detestabilem Benedicti Spinosae librum, qui inscribitur Discursus Theologico-Politicum. Amstel. 1674. 4o.
Hij arbeidde ook aan een Commentarius in Epicteti Enchiridion, welker voleindiging zijn dood belette.
Onder den Pseudoniem van Petrus ab Andlo, schreef hij tegen Maresii, Dissert. de abusu Philosophiae Carthesianae surrepente et vitando in rebus theologicis et fidei:
Specimen confutationis dissertationis de abusu Philosophiae Carthesianae.
Hierop schreef Maresius:
Vindiciae en Vindiciarum vindiciae, die door Mansveldius beantwoord werden met:
Animadversiones in Vindicias - en Specimen bombomachiae Maresii.
Zie Graevii, Orat. funeb.; Spizelius, Infel. Literat. com. XV. p. 364; Fabricius, de Script. Verit. Christ. C. XIII. p. 358; Witte Diar. Biogr. ad ann. Dict. Hist. et Crit. T. I. p. 224; Place; de Script. Pseudon. p. 53; Niceron, Mémoires pour servir à l'Hist. des Hommes illustre T. 28; Magna Bibl. Eccles. T. I. p. 434; Burman Traj. erud. p. 209; Bayle, Hoogstraten, Glasius, Godg. Ned. o.h.w.; Foppens, Heringa, de Audit. p. 139.