[Adam van Mander]
MANDER (Adam van), jongere broeder van den meer beroemden Carel van Mander, beoefende ook de schilder- en dichtkunde. Hij werd omstreeks 1562 te Meulebeke geboren en was een ijverig lid der rederijkers-kamer aldaar. Toen zijn broeder Carel uit Italie in zijne geboorteplaats terugkwam, werd hij door Adam, de rederijkers en de voornaamste inwoners plegtig ingehaald. Hij volgde zijn broeder in 1579 naar Holland, vestigde zich als schoolmeester te Amsterdam. Men vindt gedichten van hem vóór C. van Mander's Schilderboeck. Achter den titel van Het leven der oude antycke doorluchtighe schilders, leest men een gedicht, dat de broeders gemeenschappelijk opgesteld hebben, zijnde eene Etimologie, oft uytlegh, waer 't woordt schilder oft schilderij zijn hercomst van heeft.
Zie Witsen Geysbeek, Biogr. Anth. Crit. Woordenb. D. IV. bl. 304; Kramm, Lev. en werk. der Holl. en Vl. Kunsts. D. IV. bl. 1081.