Hij was een kundig en gemoedelijk leeraar, getroostte zich aanzienlijke opofferingen tot oprigting van eene consistoriale bibliotheek, en gaf, op eigen kosten, in 1821 een bundel lofliederen en geestelijke gezangen in het licht, ten voordeele van het Engelsche Weeshuis te Amsterdam. Hij legde de grondslag van het Ned. Bijbelgenootschap en zorgde dat de Joodsche kinderen in de gelegenheid werden gesteld om het O.T. in het Hebreeuwsch en Nederduitsch te lezen. Hij stierf te Amsterdam 15 September 1838. Zijn portret bestaat in zwarte kunst naar Hodges.
Zie Instelling van het Engelsch Bijbelgenoots. in Nederland, Amst. 1814; M.J. Chevallier, de Bijbel en het Bijbelgenootschap, bl. 122; Glasius, Godgel Nederl., Afl. III. bl. 425; Kobus en de Rivecourt, Beknopt Biogr. Handwb., D. II. bl. 225; Steven, History of the Scottish church, p. 244, 245, 279, 280, 336; Boekzaal voor 1839, D. I. bl. 124; Muller, Cat. van Portr.