[Arend Maartensz.]
MAARTENSZ. (Arend), Heer van Oost-Barendrecht en Schobbelands ambacht te Dordrecht, in onecht verwekt bij een priester, met welken zijne moeder meer dan twintig jaren in concubinaatschap, naar het gebruik van die tijden, geleefd had, werd, volgens een staatsbesluit van den 31 Januarij 1596, gelegitimeerd.
In hetzelfde jaar werd hij tot klerk van de kamer ten beleide aangesteld en behield die post tot het jaar 1625, toen hij, om zijne hooge jaren, daarvan ontslagen en door Mr. Sebastiaan Franken Heeren Roelofsz. werd opgevolgd. Te gelijk werd hij voor zijn leven tot ordinair gecommitteerde ten beleide benoemd, en in het volgende jaar tot schepen. Door drie onderscheidene huwelijken, groote rijkdommen verworven hebbende, stichtte hij, in 1625, met zijne vrouw, Clementia van Beaumont, te Dordrecht een vrouwen hof, bekend onder den naam van Arend Maartensse Hof. Ook fundeerde hij ‘sekere Institutie van twee ofte meer beursen, te saamen tot f 600 jaerlicx, tot onderhoud van eenige studenten in de Theologie.’ Hij stierf in 1629.
Zie Balen, Beschrijv. van Dordrecht, bl. 367, 375. Van de Wall, Privil. v. Dort., D. III. bl. 1667. Schotel, Illustreschool, bl. 56.