[Mr. Corneille Jean Luzac]
LUZAC (Mr. Corneille Jean), jongste zoon van den vorige, werd den 13den December 1796 te Leyden geboren. Reeds vroeg moest hij de trouwe zorg en leiding van zijne ouders missen. Op den 26sten Maart 1806 ontsliep zijne moeder, terwijl zijn vader weinig tijds later het slagtoffer werd van de vreeselijke ramp, waardoor Leyden den 12den Januarij 1807 werd geteisterd. Hij was toen ter kostschool in het naburig Noordwijk. Het gemis zijner ouders werd hem echter in menig opzigt vergoed door de verstandige zorg en warme genegenheid van zijn oom Mr. Etienne Luzac, die, als zijn voogd opgetreden, die taak met de hem eigene gemoedelijkheid behartigde, en aan wien hij dan ook steeds dankbaar erkende oneindig veel verschuldigd te zijn. Na zich te Naarden bij den Waalschen predikant Anosi voor de akademische lessen voorbereid te hebben, werd hij in 1815 als student aan de Leydsche hoogeschool ingeschreven. Hij genoot het onderwijs van de hoogleeraren Kemper, Smallenburg en Tydeman in de regtswetenschap en mogt tot den kring dier jonge lieden behooren, die toenmaals tot den beroemden Mr. W. Bilderdijk werden toegelaten en diens lessen over de geschiedenis volgden. In Junij 1820 verkreeg hij de doctorale waardigheid in de regten, en in het volgende jaar werd hij tot plaatsvervangend regter benoemd. In 1826 droeg men hem het lidmaatschap der commissie van administratie over de gevangenissen en in 1828 dat van den Stedelijken Raad op, beide betrekkingen mogt hij tot aan zijn dood onafgebroken vervullen. Achtereenvolgens koos hem de Raad tot Curator van het stedelijk gymnasium en tot Hoofd-Ingeland van Rijnland. Den 11den November 1829 werd hij als plaatsvervanger aan de toenmalige regtbank van eersten aanleg verbonden, en daar zijn bloedverwant Mr. L.C. Luzac, toenmaals lid dier regtbank, bijna terzelfder tijd voor
het eerst geroepen was in 's lands vertegenwoordiging de plaats, sedert zoo schitterend door hem bekleed, in te nemen, belaste hij zich gaarne met de taak om in alles voor hem op te treden, waardoor hij het voorregt genoot, geregeld aan de zittingen te kunnen deelnemen en zich tot de behandeling van alle de voorkomende zaken geroepen zag Den 13den Februarij 1835 werd hij geroepen het regterambt op zich te nemen, en hem tegelijk de betrekking van regter van instructie opgedragen. Met loffelijken ijver vervulde hij zijne soms moeijelijke taak en maakte zich daardoor waardig den 30sten Julij 1844 tot voorzitter der regtbank bevorderd te worden.
Luzac bezat veelzijdige kennis en gevoelde zich vooral in de geschiedenis van zijn tijd en de nieuwere letterkunde zeer te huis, de Maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leyden huldigde die verdiensten door hem in 1836 tot zijn medelid te benoemen. Bij den aanvang der zitting van de Regtbank