vorige waren.’ Preêkbundels heeft hij niet in het licht gegeven. Afzonderlijk verschenen:
Leerrede bij het derde eeuw feest van de overgave der Augsb. Confessie. 1830.
Leerrede over Matth. XXII:15-22. (bij G. Portielje. 1840.)
Leerrede ter nagedachtenis van Martijn Luthers sterven; (bij denzelfden. 1846.)
Leerrede naar aanleiding van Efezen IV:1-6. Eenheid in het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in allen de liefde. (bij denzelfden. 1847.)
Kerkelijke rede ter dankbare herinnering aan den Munsterschen vrede in 1648. (Rotterd. 1848.)
Leerrede over Jakobs droom, een beeld des menschelijken levens (Gen. XXVIII:10-17) zijnde No. 9 van den 1sten jaarg. der Leerredenen voor Evangelische Christenen ter bevordering van ware verlichting. Wijk bij Duurstede. 1850.
Leerrede over de Apostol. kerk (Hand. II:44-46) No. 11 van den 3den jaarg.
Leerrede over Matth. XXIII:8, zijnde No. 8 van het 4de d. Leerredeneu voor Evangelische Christenen ter aankweeking van geloof, hoop en liefde Utr. 1852.
Leerrede over Matth. VI:9a, zijnde No. 4 van het 6de d. 1854.
Leerrede over den goddelijken, eenigen. onverstoorbaren, verbindenden grondslag der Kerk (1 Kor III:11) in het vijftal leerredenen eene gave der liefde en een werk van pligt, ten voordeele van de Evangelisch Luthersche gemeente te Deutichem. Utr. 1852.
Hartelijke toespraak ter herdenking aan de 25-jarige ambtsbediening in de Gemeente, 23 Junij 1861, over Psatm CXVI:12-14. Amst. 1861.
‘Lublink Weddik’ (dus eindigt de Heer Meppen zijn Levensschets) ‘was een diep gevoelig, edel denkend mensch, eenvoudig, en waakte voor alle aanmatiging, bezield door opregten waarheidszin; hulpvaardigheid en dienstvaardigheid onderscheidden hem. Hij was door vele beproevingen in de jengd reeds, en ook op rijperen leeftijd gelouterd; hij had doorgaans een tint van ernst, door wie hem minder kenden ten onregte voor stroefheid gehouden, opmerkend en nadenkend, als hij zich in gezelschap van velen bevond, deelde hij zich bij voorkeur in kleinere kringen, aan meer vertrouwden mede.
“De geest, die uit de geschriften van Lublink Weddik straalt, was hem eigen in al zijn denken en doen. Liefderijk echtgenoot en vader, belangstellend leeraar en vriend, was hij in waarheid in geheel zijn leven een aanbevelingsbrief van Christus.” Hij was lid der Maatschappij van Ned. Letterk. te Leyden, huwde de oudste dochter van den vermaarden com-