[Johannes Kneppelhout]
KNEPPELHOUT (Johannes). Uit eene Schiedamsche familie gesproten van welke verscheidene leden de waardigheid van vroedschap en burgemeester bekleedden, was hij de zoon van Cornelis Kneppelhout en Alida Klinckhamer, en werd den 14den April 1745 te Rotterdam geboren. Na zijne studiën aan de Erasmiaansche school aldaar te hebben voltooid, vertrok hij naar de Utrechtsche hoogeschool, alwaar hij den 1sten Junij 1768, onder het voorzitterschap van den hoogleeraar S. Rau, zijne dissertatio de re Cibaria Veterum Hebraeorum verdedigde en den 9den Mei van het volgende jaar, onder het voorzitterschap van den hoogleeraar M. Tydeman, eene dissertatio Juridico-moralis de violente defensione alterius. Proponent geworden in 1770, aanvaardde hij de predikdienst te Doorn in 1770, te Barendrecht in 1772, te Naarden in 1775 en eindelijk te Gorinchem in 1782. Wegens ligchaamsongesteldheid zag hij zich genoodzaakt in 1794 zijn emeritaat te verzoeken.
In 1789 was hij voorzitter van de synode te Gouda gehouden, en tijdens zijne predikdienst te Gorinchem hield hij, den 1sten Junij 1794 eene dankzegging wegens de vijftigjarige bewaring voor overstroomingen in den lande van Arkel en der Alblasserwaard. Van 1791 tot 1795 was hij curator van de Latijnsche school aldaar. Het provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen benoemde hem in 1778 tot lid, en het kunstlievende genootschap: Studium scientiarum genetrix te Rotterdam in 1784 tot honorair lid.
Vooral echter moet Kneppelhout vermeld worden als mede-oprigter van het Genootschap ter verdediging van de Christelijke godsdienst te 's Gravenhage, welks ontstaan inzonderheid aan zijnen ijver te danken is en aan hetwelk hij bij zijn overlijden eene gift van f 6000 vermaakte. Tot 1795 was hij directeur van deze instelling, doch moest toen, wegens zijn