Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Jansen Klinkenberg, predikant te West-Graftdijk, en van Magdalena van Nuys, werd den 20sten Februarij 1744 ter laatstgemelde plaatse geboren. Naar ligchaam en geest uitmuntend ontwikkeld, werd hij voor den handel bestemd, doch weldra bleek het dat hij meer lust voor de studie had. Hierop naar Haarlem gezonden, maakte hij aan de Latijnsche school uitmuntende vorderingen, en verliet haar den 10den December 1760, om in het volgend jaar zijne voorbereidende studien aan de Harderwijksche hoogeschool voort te zetten. Zich vervolgens naar Leiden begeven hebbende, genoot hij er het onderwijs in de wijsbegeerte van den hoogleeraar Lulofs, en in de godgeleerdheid van de professoren de Moor, Schultens, Hollebeek en du Bois, en zag zich den 2den November 1764, na het verdedigen eener Dissertatio physico-philosophica de aëre ejusque proprietatibus et usu (Lugd. Bat. 1764) tot meester der vrije kunsten en doctor der wijsbegeerte bevorderd. Zijne godgeleerde studien ijverig voortzettende, werd hij den 23sten Junij 1765 tot proponent bevorderd, en reeds in het volgend jaar tot predikant te Eemnes Buiten bevestigd. Zeven jaren was hij hier met trouw en ijver werkzaam, toen de gemeente te Overschie hem in 1773 tot haren leeraar begeerde. Reeds in 1775 verwisselde hij deze gemeente met die te Oudewater, en deze weder in 1777 met die van Deventer. In 1778 te Amsterdam beroepen, werd hij er den 14den Junij van dat jaar bevestigd, en zoozeer was toen zijn roem reeds gestegen, dat curatoren der Leidsche hoogeschool hem in November 1783 tot gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid benoemden. Op aandrang zijner hem liefhebbende gemeente bedankte hij voor die betrekking, en werd vervolgens aangesteld tot hoogleeraar in de godgeleerdheid en kerkelijke geschiedenis aan het athenaeum illustre te Amsterdam. Den 10den Maart 1784 door de Leidsche akademie tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd zijnde, aanvaardde hij het professoraat te Amsterdam op den 29sten Maart van dat jaar met eene Oratio de machinationibus incredulorum reipublicae valde perniciosis (Amst. 1784). Na den dood van Curtenius werd hem het geheele onderwijs in de godgeleerdheid opgedragen, en bleef hij tevens zijne dienst als predikant behouden. Zoo was hij voor de kerk en het athenaeum met ijver werkzaam, tot de omwenteling van 1795 hem eenigen tijd in zijne betrekkingen schorste, omdat hij den destijds gevorderden eed, als in strijd met zijn geweten, weigerde af te leggen. Tot 1804 bleef hij ambteloos, zijnen tijd met het zamenstellen en uitgeven van godsdienstige geschriften bestedende, tot dat eene betere orde van zaken hem weder in zijnen vroegeren werkkring herstelde, waarin hij werkzaam bleef tot aan zijnen dood, die den 14den September 1814 plaats had. Hij | |
[pagina 233]
| |
was te Eemnes Buitendijk gehuwd met Maria Merkman, die hem verscheidene kinderen schonk. Zijne afbeelding ziet het licht. Hij was lid van verscheidene geleerde genootschappen. Groot is de roem die Klinkenberg zich als godgeleerde, in de Coccejaansche rigting, als bijbeluitlegger, als dogmaticus als evangeliedienaar en hoogleeraar verwierf. Mannen als van Hengel, van Lennep, Rooijens en Clarissen en nu laatstelijk zijn kleinzoon Glasius, hebben met het volste regt zijne verdiensten geroemd. Wij achten het dus onnoodig daarover verder uit te wijden, en bepalen ons ten slotte met eene opgave zijner werken te geven: De voordeelen van den godsdienst in tegenstelling van de dwaasheid, onvoorzichtigheid, gevaarlijkheid en schadelijkheid van 't hedendaags ongeloov, Utr. 1767-1776. 8o. 2 deelen, 4 stukken. (Zonder naam) De Christen, Utr. 1772-1778. 8o. 7 deelen. Onderwijs in de godsdienst, Amst. 1780-1794. 8o. 11 deelen. De Bijbel, door uitbreidingen en aanmerkingen verklaard, Amst. 1780-1795. 8o. 27 deelen. (Tot en met het derde deel werkte hieraan mede G.J. Nahuys). Oratio funebris in obitum P. Curtenii, Amst. 1790. 4o. In het Hollandsch vertaald door M. Jongeneel onder den titel van: Lijk en Lofreden ter gedachtenis van wijlen Petrus Curtenius, enz. 1790. 8o. De geschiedenis van 's Heilands lijden, Amst. 1791. 8o. Kort begrip der geschiedenis van 's Heilands lijden, Amst. 179? 8o. Verhandeling op de vraag: Welke zijn de beste middelen, om de waaren en zuiveren leer in de Coloniën van den staat meer te bevestigen en voort te planten? Bekroond door de Maatsch. van Wetensch. te Haarlem en in het 17de deel 1ste stuk harer Verhandelingen opgenomen. Proeve eener verklaring van Johannes Openbaring, Amst. 1796. 8o. 2 deelen. (Dit waren de 2 laatste deelen van de Verklaring des Bijbels, die ook afzonderlijk het licht zagen.) Waerschouwing in de allerbelangrijkste zaak, Amst. 1798. 8o. Dissertatio hermeneutico-theologica de peccato in spiritum sanctum, Amst. 1815. 4o. 2 partes. Gedurende de schorsing in zijne ambten hield Klinkenberg zich onledig met de zamenstelling en uitgave van het Zondagsblad. Hoe lang dit door hem is volgehouden, wordt niet gemeld. Ds. Glasius is in het bezit van handschriften van eenige door Klinkenberg voor de pers bestemde werken, die niet zijn uitgegeven, maar, volgens den bezitter, het onomstootelijk bewijs opleveren van zijne veel omvattende en grondige geleerdheid, en van zijn duurzaam raadplegen der | |
[pagina 234]
| |
jongste geschriften over de kritiek en de uitlegging des Nieuwen verbonds.
Zie Kroese, Kerk. Regist. der Pred. te Amst. bl. 376-380; Bouman, Geschied. der Harderwijksche Hoogesch., D. II. bl. 412, 413; Glasius, Godgel. Nederl., en de aldaar aangehaalde schrijvers; Muller, Cat. van Portrett. |
|