[Johannes Klenck]
KLENCK (Johannes) werd den 24sten Mei 1644, door curatoren der Leidsche hoogeschool, gemagtigd, om, bij voorraad, bij openbare disputen over onderwerpen de zedekunde betreffende, het toezigt te voeren en openbare lessen zelve daarin te geven. In 1648 tot hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de doorluchtige school te Amsterdam aangesteld, aanvaardde hij in Junij van dat jaar zijnen post. Hij verliet in 1669 plotseling Amsterdam en overleed te Batavia als notaris.
Van hem worden de volgende geschriften genoemd.
Dissertatio de civitatum mutationibus. 1662.
Institutiones Juris Naturalis, Gentium et Publici ex Hug. Grotii libris, Amst. 1665. 12o.
Oratio funebris in obitum A. Senguerdii, Amst. 1667.
Zie Soermans, Academ. Regist. bl. 100; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 155, Toev. en Bijl. bl. 270; van Lennep, Illustr. Amst. Ath. memorab. p. 41, 120, 121; van der Hoeven, Tweede Eeuwf. van het Seminarium der Remonstr. bl. 121.