bruarij 1701 en werd in de groote kerk te 's Hage begraven. Hij was gehuwd met Catharina van der Hoolck en verwekte 5 kinderen, waaronder Caspar van Kinschot, raadsheer in het Hof van Brabant en daarna in dat van Holland, Zeeland en Westfriesland, en gehuwd met Theodora Catharina van Leyden van Leeuwen, bij welke hij verwekte een zoon, Roeland, die mede volgt; 2 Gijsbert van Kinschot, burgemeester van 's Gravenhage; 3 Jan Louis van Kinschot, schepen te Alkmaar.
In de Deliciae Poeticae van L. van Santen komen van Roeland van Kinschot twee Latijnsche gedichten voor: het eene met het jaartal 1667, het andere met dat van 1672. Of de vervaardiger dezelfde is als bovengenoemde, durven wij niet beslissen.
Zie Casp. Kinschotii, Poëmata, p. 59; Ferwerda, Adelijk Wapenb. in de Genealogie van van Kinschot, 18de generatie; Timareten, Verz. van Gedenkstukk D. II. bl 108; Vreede, Verh. over den Hoogen Raad van Holl. enz. in Jaarb. voor de Regterl. Magt, 1839. bl. 47; Kron. van het Hist. gen. te Utr., D. II. bl. 366, D. IV. bl. 212, D. V. bl. 56; Biograph. univers. T. X. p. 299.