bekleed. Hij vervulde dat ambt gedurende geruimen tijd, tot hij onder de Fransche regering benoemd werd tot advokaatgeneraal bij het Hoog-Geregtshof der Hollandsche departementen, en na de herstelling van ons land tot rijks-advokaat. Sedert 1824 droegen de staten van Holland hem het lidmaatschap in de tweede kamer der staten-generaal op, welke roeping hij zoowel als het wethouderschap van 's Gravenhage en het curatorschap der Latijnsche school aldaar met getrouwheid en onvermoeiden vlijt waarnam, waardoor hij zich de algemeene achting, en door zijne overige voortreffelijke eigenschappen als mensch, de algemeene liefde verwierf. Hij overleed te 's Hage den 1sten Julij 1835 en was gehuwd met M. van Bosvelt, die hem vijftien kinderen schonk, waarvan er dertien bij zijn overlijden nog in leven waren. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verkoos van de Kasteele in 1815 tot haar lid, en koning Willem I schonk hem de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Ofschoon met zijnen beroemden vader niet te vergelijken, was hij nogtans een niet onverdienstelijk dichter, en vele van zijne verzen, die vloeijend waren, mogten de algemeene goedkeuring wegdragen. Reeds in 1822 verscheen van hem te 's Gravenhage, in gr. 8o. het 's Gravenhaagsche Bosch; dichtstuk, hetwelk door andere verzen, hier en daar verspreid, gevolgd werd, die na zijnen dood, onder den titel van Nagelatene Gedichten, door Mr. P.L. van de Kasteele, te 's Gravenhage 1836. in 8o. zijn uitgegeven. Zijn portret ziet het licht voor dien bundel, naar de teekening van zijn zoon P.L. van de Kasteele, door J.C. Elink Sterk in 8o. op steen gebragt.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1801. D. II. bl. 59, 1835. D. II. bl. 17, 18; Handel. van de Jaarl. Algem. Vergad. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leid. 1836, bl. 6-9; Bax, Memoria Kasteelii; Aanh. op het Woordenb. van Nieuwenhuis, op het woord; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.; Schull en van der Hoop, Bijdr. tot Boek- en Menschenkenn. D. V. bl. 158-163.