den last, hem opgedragen, steeds ten nutte van den staat en ter eere van zich zelven ten uitvoer bragt.
Junius overleed te Hoorn den 13den November 1537 en was gehuwd met Maria Dirks, eene vrouw van godsdienstigen zin en van een bijzonder sterk geheugen. Hun zoon volgt. Deze stelde zijn vader ter eere het volgende grafschrift in de groote kerk te Hoorn, hetwelk wij hier mededeelen, omdat het bij den brand in 1838 verloren ging.
D.O.M.
Petro Junio Viro Consulari, civitatique Hornanae à secretis, eximia in rebus agundis prudentia, multiplici historiarum cognitione, admiranda facundia, inexhausta memoria, nulli secundo, post frequentes Reipubl. nomine obitas Legationes, actosque honores, sub hoc marmore condito, Hadrianus Junius Patri optumè de se merito pietatis ergo. P.C.
Obiit a Christo nato.
M.D. XXXVII. Id. Novembris.
De lof hem daarin als kenner der geschiedenis gegeven was niet overdreven. Junius bezat bij zijne verdiensten als regent en staatsman, voor den tijd, waarin hij leefde, eene uitgebreide geleerdheid. Velius, die de geschiedenis van Hoorn beschreef, zegt van hem een Latijnsch geschrift te hebben gezien, waarin de geschiedenis dier stad wel kort, doch echter keurig was beschreven, en waarvan hij zich bij de zamenstelling van zijne Chronyk meermalen bediende.
Zie Velius, Chronijk van Hoorn (1740) bl. 178, 182, 636, 637 en bl. 12, 13, 14 en 84 der regerings-lijsten achter zijn werk te vinden; Abbing, Bekn. Gesch. der stad Hoorn enz. bl. 23, 94; Scheltema, Oud en Nieuw uit de vaderl. Gesch. en Letterk. D. I. bl. 140, 141.