[Jan IV]
JAN IV, graaf van Nassau, Vianden, Dietz enz., was de oudste zoon van Engelbert of Engelbrecht I, die wij in het 5de deel (bl. 144, 145) vermeld hebben, en van Johanna van der Leck, erfdochter van Jan van Polanen. Hij volgde zijn vader in al deszelfs landen en heerlijkheden op, en werd op den laatsten Julij 1446 te Breda als zoodanig gehuldigd. Hij stond bij Filips van Bourgondië in groot aanzien, wien hij met zijnen raad bijstond, voor wien hij krijgsvolk wierf en met wien hij meermalen, onder anderen in 1451 tegen de Gentenaars, ten strijde trok. Onder de regering van Karel de Stoute was hij gouverneur van Brabant. Jan van Nassau overleed te Dillenburg op den 3den Februarij 1475 en zijn lijk werd den 13den van die maand te Breda, in het graf van zijn vader, bijgezet. Zijne gemalin, Maria, Gravin van Loon en Heinsberg, leefde nog 25 jaren na hem, en werd in 1500 in hetzelfde graf bijgezet. Zij was eene vrouw, uitmuntende door groote godvruchtigheid, die, gedurende haren weduwestaat verscheidene godsdienstige stichtingen gedaan heeft. In 1476 stichtte zij het klooster van Vredenburg te Bavel, en in 1486 begiftigde zij rijkelijk de St. Wendelius kapel te Breda. Zoo groot waren hare deugden, dat paus Nicolaas V in eene bijzondere bulle, in 1448, daarvan melding maakte en daarbij aan haar verscheidene regten en gunsten verleende.
De kinderen van Jan van Nassan en Maria van Loon waren: 1. Engelbert, die wij in het 5de deel (bl. 145-