[Janus Andreas Hultman]
HULTMAN (Janus Andreas), vader van den vorige, te Amsterdam omstreeks 1727 geboren, schoonzoon van Jodocus Schomaker, bloeide in het midden der XVIde eeuw te Zutphen als advokaat, taal- en oudheidkundige.
Den 25 Julij 1743 verliet hij de Latijnsche school te Gouda na het houden eener Oratio de sinistrae manus laude, (Goudae 1743, 4o)
In 1750 verkreeg hij te Leyden de waardigheid van jur. utr. dr. na het verdedigen van een Hiatriba Antiquai rio-Juridica de Servis bonominibus ad § 1 Instit. de eo culibe tatis causa bona addicuntur, L.B. 4o.
(A. Stolker bezat een exemplaar met mss. aanteekeningen van den schrijver).
In 1753 verscheen in de Bibliothèque Impartial, T. VII. p. 1. Art. VII. p. 120, zijn Essay sur les Inscriptions Topiques et sur l'ancien nom de la ville d'Autun.
Hij overleed omstreeks 1757. Na zijn dood gaf zijn schoonvader mr. Jod. Schomaker van hem in het licht:
Miscellaneorum Epigraphicorum Liber singularis, Zutph. 1758, 8o.
Zie Saxe, Onom., T. VII. p. 156; Nova Erud Europa, P. VII. p. 611-619; Cat. A. Stolker Lugd. Bat., (1837) p 85