| |
[Hermannus Hugo]
HUGO (Hermannus) werd den 9 Mei 1588. volgens Val. Andreas in 1586, te Brussel geboren. Zijn vader was Willem Hugo, zijne moeder Catharina le Muau. Na de lagere scholen, zoo in zijn vaderstad als de school der parochie van St. Nicolaas, en de latijnsche, in den tijd van vijf jaren doorloopen te hebben, studeerde hij twee jaren te Leuven, waar hij in 1604 de vierde der meesters in de vrije kunsten verklaard werd. Na een jaar in de godgeleerdheid aan dezelfde universiteit gestudeerd te hebben, begaf hij zich in 1606, in den ouderdom van 17 jaren, in de orde der Jezuiten en onderwees vijf jaren de spraak- en dichtkunst en welsprekendheid te Antwerpen. Onder zijn bestuur gaven zijn beste leerlingen in het licht:
Fama postuma Praesulum Antverpiensium a Rhetoribus etc., Antv. 1611, 8o.
Litterae Japonicae anni 1606, Chinenses anni 1606 et 1607. Illae a R.P. Joanne Rodriguez hae a Matthaeo Ricci, S.J. socerdotibus, transmissae ad admodum R.P. Claudium Aquavivam, ejusdem societatis praepositum generalem, latine redditae a Rhetoribus Collegii Soc. Jesu, Antv. 1611, 12o.
Na 11 Nov. 1613 tot priester gewijd te zijn, bekleedde hij zes of zeven jaren het ambt van prefekt der klassen te Brussel.
Philips van Aremberg, hertog van Aerschot, benoemde hem tot zijn biechtvader en nam hem met zich op zijn reis naar Spanje. Het was op die reis dat hij zijne Pia Desideria opstelde. Ook stond hij op het punt zich met den kardinaal Alphonsus de la Cueva naar Rome te begeven, doch de reis werd verijdeld en de geleerde Jezuit keerde naar zijn vaderland terug, om er aalmoezenier en biechtvader van Ambrosio Spinola te worden. Hij
| |
| |
verliet dezen veldoverste op diens verschillende krijgstogten niet en toonde op het slagveld, te midden der grootste gevaren, eene koelbloedigheid, die zelfs van de Spaansche soldaten werd bewonderd. Dan zijn moed moest op zwaardere proef gesteld worden: de pest brak in het Spaansche leger uit en verdubbelde steeds in woede. Hugo ging voort met de zieken de hulp der godsdienst aan te bieden tot hij eindelijk het slagtoffer van zijnen heiligen ijver werd. Hij ontsliep te Rhijnsberg den 11 September 1629 in den ouderdom van 41 jaren en werd aldaar in de Augustijner kerk begraven. Hij verstond de Grieksche, Latijnsche, Spaansche, Hebreeuwsche, Fransche, Engelsche, Duitsche en Nederlandsche talen en schreef godgeleerde, oudheidkundige en historische werken in het Latijn en onder deze Obsidio Bredana, welk beleg door Spinola in het begin van September 1624 ondernomen, door hem werd bijgewoond. Dit werk is in een zeer goeden stijl geschreven en de schrijver geeft allezins blijken van onpartijdigheid, daar hij aan vriend en vijand den welverdienden lof toezwaait. Zoo zegt hij in de opdragt aan Isabella Mauritius, vir rarae militiae prudentia en hield een fraaije lofspraak op den Engelschen bevelhebber Veer.
Dit werk werd in meest alle levende talen overgezet en is door Boxhorn, Bosscha, de Groot, Hermans en anderen zeer geprezen. Grooter nog was zijn roem als Latijnsch dichter. Vroegere en latere geleerden hebben hem als zoodanig geroemd en Peerlkamp de kroon op hunne getuigenis gezet. Van Duyse, die opzettelijk over hem geschreven heeft, zegt: ‘Hij schijnt het romantische onzer dagen geraden te hebben, en indien zijne stukken vertaald werden door een pen gelijk die van zijn beruchten homoniens Victor Hugo, zoo zouden zij bijwijlen kunnen schijnen in onze dagen gedicht en geschreven te zijn. Wij kennen geen' modern Latijnschen dichter die zoo veel van Lamartines zachtheid en weemoed bezat.’ Ook zijn gedichten zijn in het Fransch en Nederduitsch overgezet.
Hij schreef:
De prima scribendi Origine et Universâ rei literariae Antiquitate, Antv. 1617, 8o.; item, cui Notas, Opusculum de Scribis, Apologiam pro Waechtlero, Praefationem et Indicem adjecit C.H. Trotz, J.C., Ultraject. 1738, 8o.; verkort in het Fransch overgezet met den titel:
Dissertation historique sur l'Invention des Lettres et des Caractères d'écriture et sur les Instruments dont les anciens se sont servis pour écrire, Paris 1774, 12o.
De vera Fide capessendâ contra Balthasarum Meisnerum lutheranum et Henricum Brandium calvinistam, pro con- | |
| |
sultatione Lessii ad Neo-Evangelicam Synodum Dordracenam, libri apologetiei 11, Antv. 1620, 8o. B. Meisner schreef hier tegen XIX Disputationes, Straatsb. 1623, 8o.
Pia Desideria, Emblematis, Elegiis et affectibus S.S. Patrum illustrata etc., Antv. 1624, 8o. met pl. van Boetius à Bolswert, die de kosten van de uitg. droeg. Item, sculpsit Christophorus à Sichem pro P.J.P., Antv. 1628, 8o.
Pia Desideria lib. III ad Urbanum VIII, authore H.H. Soc. Jesu, Editio 5 emendata, Antv. 1629, 12o.
Item, Una cum Barlaei, Sannazarii aliorumqus carminibus selectioribus; cruâ et cum Praefatione Goth. Verkeroodt, Gothae 1702, 1707; Item, cum Praefatione J.H. Ernesti, Lipsiae 1721, 8o.; Trad. en Français par P.I. Jurisc.; mis en lumière par Boëce de Bolswert, Paris, (Anvers) 1627, 8o. De platen dezer uitgaaf zijn dezelfde als die der eerste. Ook met den titel:
L'ame amante de son Dieu, représentée dans les emblêmes d'Herman Hugo sur les pieux désirs, et dans ceux d'Othon Vaenius sur l'amour divin, avec des figures nouvelles, accompagnées de vers qui en font l'application aux dispositions les plus essentielles de la vie intérieure, Cologue 1717, 8o. Paris 1790, 12o.
In 1838 gaf A. Roques eene Fransche overzetting van L. I El. XIV en L. II El. X in 't Antwerpsche dagblad le Précurseur. Roques beloofde een volledige overzetting die echter, voor zoo ver ons bekend is, nooit verscheen. Behalve deze overzettingen bestaat er nog eene van P. Poiret:
L'ame amante de son Dieu, représentée dans les emblêmes de Hermannus Hugo sur les pieux désirs et dans ceux d'Othon Vaenius, sur l'amour divin avec des figures nouvelles, accompagnées de vers, qui en font l'application aux dispositions les plus essentielles de la vie intérieure, Cologne 1717, 8o., Paris 1790, 12o.
De Vlaamsche overzetting van Justus Harduijn zag in 1629 te Antwerpen het licht. Ook te Amsterdam 1724 en te Utrecht kwam in 1749 in 8o. van de pers:
De Godlievende ziel van H. Hugo en Otto Venius, bestaande uyt over de 100 zinnebeeldige in octavo platen met dichtkundige verklaringen van wijlen den Heer Jan Luderman, een werkje dienstig voor Godvruchtige Christenen, bijzonder voor de Christelijke jeugd. De plaatjes, die in de Pia Desideria voorkomen zijn ook overgenomen in de Goddelijke liefdevlammen van eene boetvaardige, gehetligde, liefhebbende en van haar selfs stervende ziel, in drie deelen verdeelt, afgebeeld door vijftig nette koperen figuren neffens haer verzen, aanmerkingen, gezangen en ziel-zuchtingen, ten
| |
| |
meerendeel door P.J.L.B.C. (C.P. Biens en Jan Luiken?), Amst. 1691, 8o.
Sotuel vermeldt eene Spaansche overzetting van Pedro de Salis. Edm. Awaker of Arwaker gaf eene Engelsche overzetting te Londen 1686, 1688, 8o.; Karl Stengel eene Hoogduitsche, Augsburg, 1628, 12o. Wesel 1706, 16o. Ook bestaat er eene Italiaansche overzetting van.
Obsidio Bredana arntis Philippi IIII auspiciis Isabellae, directu Ambr. Spinolae perfecta. Scribebat Hermannus Hugo, Societatis Jesu. Antverpiae ex officina Plantiniana 1626, fol. 128 p. cum fig.
Sitio de Breda rendida a las armos del Rey don Phelipe IV a la virtud de la infante donna Isabel, al valor del Marquis Ambr. Spinola. Compusole el Padre Herman Hugo de la Compannia de Jesus. Traduxole Emanuel Sveyro Cavallero, del Habito de Christo. Antverpiae, ex officina Plantiniana, 1626, 1629, fol. Edit. 2a. Antv. ex offic. Plant. 1639, c. fig. fol.
Le Siège de la ville de Breda conquise par les armes du Roi Philippe IV, par la direction de l'Infante Isabelle CL: Erg: par la valeur du marquis Amb. Spinola; traduit du Latin du Père Hermannus Hugo de la Compagnie de Jésus, par Philippe Chifflet, Docteur des droits civil et Canon, Prieur et Seigneur de Belle Fontaine, Chappellain domestique de l'oratoire de S.A.S., Antverpiae, ex officina Plantiana 1631, fol.
In het Engelsch 1627, fol.
In al deze uitgaven heeft men dezelfde platen. Er bestaat ook eene uitgaaf te Milaan 1627, 8o., zonder platen die zeer zeldzaam is.
De Militiâ equestri antiquâ et novâ, Antv. 1630, fol.
Al de gravures in dit boek, uitgenomen de titel, zouden van Callot zijn.
Vita P. Caroli Spinolae, pro christianâ religione in Japoniâ mortui, a Fabio Ambrosio Spinola Italicè scripta, Antv. 1630. 8o.
Vita Joannis Berchmanni, Flando-Belgae religiosi Societatis Jesu, Italicè scripta à P. Virgilio Cepario, latinè reddita etc., Antv. 1630, 8o.
Hij liet in mss. na:
Historia Bruxellae in 3 deelen.
Contra Atheos.
Doch hem wordt ten onregte toegeschreven:
Voyage astronomique et géographique dans l'État de l'Église pour mésurer deux degrés du méridian par les pères Maire et Boscovish, Paris 1770, 4o.
| |
| |
Zie Wichmans, Brab. Mariana, p. 535: Sweertii Ath. Belg., p. 342; Val. Andreas, Bibl Belg., p 381; Foppens, Bibl Belg., T. I. p. 475; Morhof, Polyh. Liter., Lib. VII, de scriptoribus elegiacis, T. I. p. 1060; Sotuel, de script. Societ. Jesu; Borrichius, Dissert de Poet. Lat., p.; Hoenfft, Parn. Lat. Belg., p. 139, 262; Peerlkamp, de Poëtis Lat. Neerl. p. 308; Io Fabricii Hist. Biblioth., P. VI. p. 545, 546; Königii Bibl. Vet et Nova, i.v.; Saxe, Onom., T IV. p. 267; Boxhorn, Hist. Bred, p. 75, 165; Bibl. Script Societ. Jesu; Anonymi ad amicum de vita. morte ac scriptis il. viri P. Poireti, non ita pridem defuncti Epistola, in Bibl Brem., CI. III. p. 75 seqq; Heerkens, de Valitud. Liter., Lib. II. p 118; Jac Wallius, Lib II. Lyric. Od. XI. ad Belgas sodales Poëtas; Michaud, Biogr. Univ, i. v; Dr. Hoefer, Nouv. biogr. Génér, T. XXV. p. 406; Dict. Hist., i.v.; Bibl. des Ecrivaius de la Compagnie de Jesus; Lamayeur, la Gloire Belgique, T. II. p. 226; le Précurseur (Journal d'Anvers), Déc. 1838; Goethals, Hist. des
Lettres, Sciences et Arts en Belg., T II. p. 140; Baillet, Jugemens, T IV.; Poëtes modernes, p. 204, 205, Nr. 1414: Bibl de P. Alegambe; Bibl. raisonn. des ouvrages des Savans en Europe, T. XXI. p 70; Jöcher, Adelung, Rotermund: De Wind, Bibl. van Geschieds., bl 389-390; Herman Hugo door P. van Duyse, in Belg. Museum 1843, 3de afl. bl 269; Bosscha, Neêrl Heldend. te Land, D. I. bl. 400, Lijv. en Verb, bl. 12, 13; Hermans, Bijdr. over Noordbrab., D. I. bl. 267 volgg.; G.D.J. Schotel, H. Hugo in Alg Konst- en Letterb. 1843. Nr. 19; Bodel Nyenhuis, Topogr. Lijst van Plaatsleschr., Nr. 531; Bibl. Thys. p 32; Bibl. Hulth. Nr. 8479, 8880, 22856 22857, 23660, 23661, 24392, 24393, 24394, 24395, 25425, 26794, 26795, 26796, 30171. |
|