[Johan van Heurn]
HEURN (Johan van), zoon van den bovengenoemde, geboren den 6 Maart 1751, ontving het onderwijs van den bekwamen rector Oliphant te 's Hertogenbosch, en wijdde zich, op het voetspoor van zijn vader, aan de beoefening der geschiedenis en oudheden van zijne geboortegrond. In 1772 werd hij, na voleindigde studiën, te Utrecht tot doctor in de beide regten bevorderd, waarna hij zich te 's Bosch als advocaat vestigde en griffier werd ter Leen- en Tolkamer. Den 3 Augustus 1776 werd hij door de stads regering aangesteld als hoogleeraar in het burgerlijk en hedendaagsch regt, in erkentenis van het kostbaar gebonden boekgeschenk, namelijk de Historie der stad en Meijerij van 's Hertogenbosch, 4 D. 8o., door zijn vader der stad aangeboden. Hij aanvaardde deze betrekking met eene redevoering: De Jure Romano neque Laris instar colendo neque ad bestias damnando. Hij hield collegie over de instituten, tot dat hij zoo voor als na de omwenteling van die dagen in verschillende ambtsbetrekkingen werd geplaatst. Hij was in 1803 assessor van den landdrost van het dep. Brabant, staatsraad in buitengewone dienst en ridder der koninklijke orde der Unie. Hij was gehuwd met Geertruid van Genderen en overleed den 29 Maart 1815, in den ouderdom van 64 jaren, als lid der provinciale staten, nalatende eene dochter in 1804 gehuwd met den heer van Galen. Hij schreef:
Dissertatio de regalibus in Belgio praecipue in agro Sylva-Ducensi usitatis. Traj. ad Rhen. 1772. 4o.
Om de stijl, het onderwerp en de oordeelkundige ont-