[Lamoraal Graaf van Egmond]
EGMOND (Lamoraal Graaf van), tweede zoon van Lamoraal van Egmond en van Sabina van Beijeren, studeerde een geruimen tijd te Keulen, onthield zich vervolgens een tijd lang te Kleef, reisde in Frankrijk, Brabant en Henegouwen, en keerde in Holland terug, alwaar hij op zijn landgoed te Egmond woonde. Hij was in 1582 gewikkeld in eene zamenzwering tegen het leven van den Prins van Oranje, doch wist zich, na de ontdekking daarvan, van deelneming of medeweten vrij te pleiten. Daar er evenwel eene zware verdenking op hem bleef rusten, werd hij te Sluis op het kasteel in verzekerde bewaring gebragt, doch had het aan de voorspraak van den Prins van Oranje te danken dat hij ontslagen werd en naar Frankrijk kon wijken. In 1593 wederom in de Nederlanden terug gekomen, wendde hij te vergeefs pogingen aan tot handligting der goederen zijns overledenen broeders; doch werd voor het overige hier minzaam ontvangen. In 1595 besloot men hem bij voorraad de zuivere inkomsten der goederen van zijn graafschap te doen trekken, onder voorwaarde dat hij van hier weder naar Frankrijk zou vertrekken om tegen de Spanjaarden te dienen. Men bood hem bovendien tot voorzetting zijner reize zes duizend gulden aan, met belofte hem uitgeleide te doen tot Vlissingen. Niet zeker is het of hij van dit laatste gebruik heeft gemaakt, maar wel dat hij in 1597 nog hier te lande vertoevende naar Maassluis zich begaf, om van daar naar Frankrijk te vertrekken, na dat hij vele penningen op zijne goederen geligt en eenige zijner landen met toestemming der Staten tot betaling zijner schulden verkocht had. In Frankrijk trad hij in den echt met eene nicht van den Hertog van Rohan, door sommigen Gravin van Sault, door anderen Maria Penthièvre of, weder door anderen, Maria de Pierrevifve genaamd, tot bevordering van welke
echtverbindtenis de Staten hem eene aanzienlijke som op zijne goederen hadden voorgeschoten. In Frankrijk, door zijne kostbare en losse levenswijze, vele schulden ge-