[Karel Graaf van Egmond]
EGMOND (Karel Graaf van), jongste zoon van Lamoraal Graaf van Egmond en van Sabina van Beijeren. Met zijnen broeder naar Ninove getrokken zijnde, werd hij met hem gevangen genomen, doch door tusschenkomst van den Prins van Oranje spoedig op vrije voeten gesteld. Hij was echter de Spaanschgezinde partij toegedaan en hield zich in 1593 te Brussel op, waar hem door den invloed der Jezuiten, wier vriend hij toonde te zijn, zijne goederen, in Brabant en Vlaanderen gelegen, werden teruggegeven. Hij voerde alzoo den titel van Prins van Gavre, Heer van Fiènnes, Armentières, Hamade en Beijerland. Hij werd vervolgens Ridder van het Gulden Vlies en Stadhouder van Namen, en was gehuwd met Maria van Lens, erfdochter van den Baron van Aubigny in Artois, weduwe van Anthony van Croy, die hem twee zonen en drie dochters schonk. Hij stierf den 18den Januarij 1620 en voerde tot zinspreuk: Undique illaesus (Overal onbeschadigd).
Zie Anth. Hovaeus, Chron. van Egmondt, bl. 109; van Leeuwen; Bat. Illustr. bl. 955; van Meteren, Nederl. Hist. D. III. bl. 403, Kok, Vaderl. Woordenb. D. XIII bl. 197; van Wijn, Aanm. op de Vaderl. Hist van Wagenaar, D. IX. bl. 8; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. V. bl. 70.