Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 150]
| |
werd in 1627 proponent en kort daarna predikant te St. Antoniepolder. Men beriep hem in 1630 te Brielle en in 1633 te Dordrecht. Hij was een zeer geleerd man en zeer bedreven in de Oostersche talen. In 1662 werd hij Curator der latijnsche school en Bibliothecaris te Dordrecht. Hij bedankte in 1649 voor een beroep naar Amsterdam en in 1651 voor een naar Leiden. In de geschiedenis des vaderlands maakte hij zich bekend door zijne prinsgezindheid, die vooral in 1672 kenbaar werd bij de komst van Willem III te Dordrecht. Door zijnen invloed werden eenige burgers opgeruid om te bewerken dat de regering aan den Prins voldoening zou geven vóór zijn vertrek uit de stad. Zij hielden 's prinsen koets tegen en vraagden Burgemeester Hallinck, zittende naast den vorst, af, met den geladen snaphaan op de borst, of men den Prins voldoening gegeven had. Toen de prins in de herberg de Paauw gekomen was, deden deze oproermakers op aanzetten van Dibbets eenen nieuwen eed, dat zij niemand der wethouders levendig uit de herberg zouden laten vertrekken, tenzij de aanstelling van den Prins geteekend was. Het Eeuwig Edict werd alzoo te Dordrecht vernietigd, waarvan aan den prins, in tegenwoordigheid van Dibbets en zijnen ambtgenoot Vrechemius, een schriftelijk bewijs werd gegeven. Dibbets overleed den 22sten Februarij 1673, en zijne huisvrouw, Johanna de Berganje, twaalf dagen te voren. Zij schonk hem vier zonen, waarvan de oudste hier volgt. Zijne afbeelding, door Persijn naar Vaillant, ziet in folio het licht. Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XIV. bl. 73-75; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 255, 387-389; Muller, Cat. van Portrett. bl. 71. |
|