naam verkreeg hij toen hij heimelijk te Keulen en te Roermond predikte en aldaar in het grootste levensgevaar kwam, toen de stad, na door Willem I in 1572 stormenderhand veroverd te zijn, weder in handen der Spanjaarden was gevallen en de inquisiteurs hem zochten. Hij verschuilde zich, op raad zijner vrouw, Catharina Brandts, in eene kist, die in haar voorhuis stond. Men vond hem niet, en bij het heengaan gaf een der soldaten op onbeschoften toon te kennen, dat hij wel in de kist kon leggen. De vrouw zat schreijende op dezelve en, ofschoon bewust van het lot dat haren man wachtte, stond zij moedig op en gaf, met eene onbegrijpelijke welgemoedheid en tegenwoordigheid van geest, hun ten antwoord: Ziet daar, ziet of Heer Hendrik daar in is.’ Men liet echter de kist gesloten en hij vertrok in een metselaars gewaad, met een kalkbak op de schouderen en een truweel in de hand naar Duisburg in Kleefsland, waar hij zijne overige dagen in stille rust doorbragt en in 1613 overleed. Hij had zeven kinderen waarvan zijn jongste zoon, Johannes, die volgt, hem alleen overleefde.
Zie Hoogstraten, Woordenb.; Schotel, kerk. Dordr. D. I. bl. 251, 252.