[Dibbaldus Segon]
DIBBALDUS SEGON was de oudste zoon van Diokarus Segon vijfde vorst van Friesland; hij was aanvoerder der Friezen, die ten behoeve der Romeinen in Brittannië streden, en werd van daar terug ontboden, om met zijnen bejaarden vader de zorgen des bestuurs te deelen; doch te huis komende was deze reeds overleden; daarna volgde hij zijn vader, in het jaar zes en veertig, als zesde vorst van Friesland op.
Dibbaldus, was een beschaafd, doch zeer oorlogzuchtig vorst. Hij trok andermaal naar Brittannië en bewees door uitstekende wapenfeiten den Romeinen gewigtige diensten. Teruggekeerd, trok hij tegen de Noord-Oostelijke volken te velde, onder welken hij de grootste verwoestingen aanrigtte. Zijn daarop gevolgde krijgstogt tegen de Germanen en later op het grondgebied der Romeinen, was minder gelukkig voor hem. Hierop werd Friesland door den Koning van Denemarken ten ondergebragt en deze keerde met grooten buit naar huis. Om zich te wreken bragt Dibbaldus eene aanzienlijke vloot bijeen; doch op den togt naar Denemarken werden door stormen en onweders zijne schepen verstrooid en vernield. Er kwam evenwel eenen vrede tot stand, dien in het jaar 70 gesloten werd. Hierdoor was naauwelijks de rust in het Noorden verzekerd, toen de rustelooze vorst den vrede in het Zuiden verstoorde. Zonder eenig voorwendsel tastte hij de Sikamberen aan, doch werd geslagen en teruggejaagd. Door zijne mislukte ondernemingen ontmoedigd, viel hij in eene kwijnende ziekte, welke hem, na eene regering van ongeveer 40 jaren, in het jaar 85 in het graf sleepte. Hij werd te Stavoren, de vroegere hoofdstad van Friesland, begraven.
Zie Winsemius, Chron. van Friesl. bl. 22-25; Arend, Algem. gesch. des Vaderl. D. I. bl. 312; Eekhoff, bekn. geschied. van Friesl. bl. 488.