[Johannes Cornelis Dahmen]
DAHMEN (Johannes Cornelis), derde zoon van Hermanus Dahmen, werd den 9den Januarij 1801 te Rotterdam geboren. Gelijk bij zijne broeders, bespeurde de vader, ook bij hem, vroegtijdig eenen goeden muzijkalen aanleg, welken hij in de eerste kindsche jaren beproefde te ontwikkelen, eerst door hem in het vioolspel en op zijn achtste jaar, in het fluitspel te onderwijzen, waarin hij zulke snelle vorderingen maakte, dat hij als jongeling reeds bewijzen gaf, aanmerkelijke bekwaamheid daarin te bezitten. Later legde hij zich ook op de violoncel en voornamelijk op de guitaar toe. Hij bezat als fluitist een zeer schoonen, hoewel niet sterken toon, en eene vaardigheid, waardoor hij onder de eerste fluitisten van ons vaderland mag genoemd worden. In het jaar 1822 begaf hij zich in den echt met mejufvrouw van der Looi Houthof, welke hem drie zonen en twee dochters schonk. Hij overleed den 16den Februarij 1842, aan eene zich snel ontwikkelende longteering. Hij was honorair lid van de maatschappij tot bevordering der toonkunst, en algemeen geacht, zoowel door zijne menigvuldige leerlingen als door al zijne stadgenooten, om zijne getrouwe maatschappelijke pligtsvervulling, fatsoenlijke en geregelde levenswijze en goed karakter. Als komponist heeft hij zich niet bijzonder onderscheiden. Behalve eenige kleine stukjes tot oefening, heeft hij slechts eene serenade voor fluit en guitaar bij Plattner te Rotterdam doen drukken.
Zie Nederlandsch Muzijkaal Tijdsch. 1842, bl. 44.