[Johan Cunaeus]
CUNAEUS (Johan), was den 15den September van het jaar 1644 aangesteld door bewindhebbers der O.I. Compagnie als Advocaat-Fiscaal over de vloot, en bekleedde van 1645 tot 1648 de betrekking van Seeretaris van de hooge regering op Batavia. In laatstgenoemd jaar werd hij buitengewoon raad, en van 1650 tot 1658 gewoon raad van Indië.
Tijdens zijn verblijf aldaar, bewees hij den lande in vele betrekkingen nuttige diensten, onder welken vooral moet genoemd worden zijn gezantschap naar Perzië in 1651, waar hij een nieuw verdrag sloot. In 1658 keerde hij als hoofd der retourvloot naar het vaderland weder, en deed als zoodanig rapport in de vergadering van Zeventienen, den 4den September van genoemd jaar. Hij schijnt niet meer derwaarts gegaan te zijn. In 1664 woonde hij te Leiden.
Zie Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indië, D. IV. St. I. bl. 369 371, 373, 378, 379, St. II. bl 41, 302, D. V. St. I, 249, aangevuld uit het oud koloniaal archief te Amst.