mes overviel, negentien schepen en
daaronder een oorlogschip van 46 stukken, the Elisabeth, nam, van welke hij acht vernielde en elf, alle rijke prijzen, den 25sten Augustus 1667 behouden te Vlissingen binnenbragt. Hij deed den 22sten September daaraanvolgende, in de vergadering der staten van Zeeland verslag van het voorgevallene, en deze bragten regtmatige hulde aan zijn beleid en zijne dapperheid, vereerden hem met eenen gouden keten, versierd met eenen gedenkpenning van hetzelfde metaal, en verzekerden hem, dat men voor zijne verdere bevordering zorg zou dragen. In 1669 voer Crijnssen ter koopvaardij en nam in dat jaar deel aan een gevecht tusschen den kapitein Jan Jacobse van Nes, gezegd oude Boer Jaap, en zes Algerijnsche roofschepen. Dit is de laatste maal dat zijn naam in de geschiedenis vermeld wordt. Zijne verdere lotgevallen zijn ons onbekend, even als van de meeste leden van zijn geslacht, die zich jegens het vaderland hebben verdienstelijk gemaakt. Behalve Abraham, komt nog voor Laurens Crijnssen, denkelijk een broeder van eerstgenoemde, die met hem te Zierikzee te huis behoorde en die deel nam aan de groote zeeslagen van den eersten Engelschen oorlog, doch reeds in 1666 overleed. Ook vinden wij genoemd Jan Crijnssen, die in de eersten Engelschen oorlog het bevel voerde op het fregat Schakerloo en sneuvelde. Zijn zoon, mede Jan genaamd, werd kort daarna tot tweeden schipper of luitenant benoemd en wel omdat zijn vader lang het land in verscheidene officien had gediend.
Zie P. de la Rue, Staatk. en Heldh. Zeel., bl. 73, 190, 191, 192; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XI. bl. 162, D. XIII. bl. 406; van Kampen, Geschied. der Nederl. buiten Europa, D. II. bl. 170, 174-177; de Jonge, Geschied. van het Nederl, Zeewez., D. II. St. II. bl. 392, 393, 396, 397, 398, 479, D. III. St. I. bl. 16.