[Joos van Cruiningen]
CRUININGEN (Joos van), door sommigen, ofschoon minder juist, ook Jacob genoemd, was de zoon van Joost van Cruiningen, Heer van Cruiningen, Heenvliet, Steenkerken enz. en van Katharina van Wassenaar. Hij volgde zijnen vader in diens heerlijkheden op en was een der voorzigtigste en dapperste krijgsoversten van Keizer Karel V, die hem in 1546 naar de Saxische grenzen zond, waar eenige steden tegen zijn gezag in opstand gekomen waren. Het gelukte van Cruiningen, de graafschappen Lingen en Rietbergen, benevens de steden Uffelen, Minden en verscheidene anderen tot onderwerping te brengen, daarna trok hij naar Bremen, welke stad hij belegerde, waar hij bij een uitval der belegerden, door een kogel zoodanig getroffen werd, dat hij, naar het slot Verden gebragt zijnde, aldaar overleed en begraven werd. Hij voerde den titel van burggraaf van Zeeland.
Zie de la Rue, Staatk. en heldhaft. Zeel., bl. 144, 145; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. V. bl. 291; van Wijn, Bijv. en Aanmerk. op Wagenaar, D. V. bl. 68, 69.